82 E, P. SWAGERMAN OVER
voorfchreeven Mengfelbewerkende
daar mede een trapswyze affehilfering,
met zulk eene vermindering, dat daar
van, den 24 July, maar alleenlyk een
dun en nauwlyks noemenswaardig fchil-
fertje overbleef. Deeze Man, die toen
verpligt werd wederom naar zee te gaan
nam tot volkomen zekerheidnog een
kleinen voorraad van dit Hulpmiddel
medehem belastendetot 't einde der
geneezinge, welke hy aan de geheelete
rug blyving deezer opwerping konde
kennendus voort te gaan. Sedert heb
ik van deezen Lyder niets meer verno
men, niet tegenftaande hynadientyd,
dikmaalen in deeze ftad geweest is zon
der my weder te komen zienwaar uit
ik met reden befluit, dat hy volkomen
geneezen en wel gebleven is (c).
By
(c) Den 3. September 1770. had ik het genoe
gen van eene foortgclyke uitgroeijing in haar be
gin te zien. Dezelve zat onder 'den Nagel van
den grooten Teen, en was zeer pynlyk, uit oor
zaak dat de Nagelvan deszelis topeinde werd
afgedrukt. Haare grootte was gelyk, met die van
eene middenbaare grauwe Erwt, zo hard als eelt,
en liet zig ook dus fnyden; zittende met eenen
halsiet dunner dan haar boven deelin de huid
vast. Ter geneezing deezer uitgroeijing, beftreek
ik dezelve met den enkelen Spirituslag 'er een
wiek-