"Duivelsbrood of
paddenstoelen?"
Hondachtige kwelgeesten
Heksen
Spookachtige kwelgeesten
De duivel en zijn helpers
Tot schrik der kinderen
Kwelgeesten konden in essentie stoffelijk of zelfs
menselijk zijn, andere waren onstoffelijk. Daarnaast
waren er kwelgeesten die kinderen aan het
schrikken maakten. Verhalen over kwelgeesten
zijn onderdeel van een breed spectrum van over
geleverde volksverhalen uit de negentiende en
twintigste eeuw. Benieuwd naar de kwelgeesten
die ronddwalen in Zeeuwse volksverhalen?
De Ossaart was een kwelgeest die zeer tot de
verbeelding spreekt. Hij was koning van alle
wateren, waardoor hij in Zeeland waarschijnlijk zo
berucht was. In de gedaante van een grote hond
met felle ogen sprong hij op je rug, hijgde hij in
je nek, bulderde hij in je oor en liet zich tot in de
morgenstond dragen. Dit alles omdat zijn leef
omgeving steeds verder ingeperkt werd.
Weerwolven leken qua uiterlijk vrij veel op de
Ossaart. Een weerwolf was echter, in tegenstelling
tot de Ossaart, half mens. Hij had als mens zijn
ziel aan de duivel verkocht en moest daarom
's nachts mensen lastigvallen, gehuld in een
angstaanjagende weerwolvenhuid.
Uit een enquête van de Middelburgse dokter
J.C. de Man, uitgestuurd in 1859 onder zegslieden
die dichtbij de Walcherse bevolking leefden, blijkt
dat men sterk geloofde in de macht van heksen en
toverijen. De laatste Zeeuwse heksenverbranding
was in Veere in 1565, maar ook nadien hadden
vrouwen een zwaar leven als ze beschuldigd
werden van hekserij. Volgens de verhalen zorgden
heksen voornamelijk voor ontregeling, zoals het
mislukken van het karnen. Veel heksen konden
zich omtoveren in een dier, vaak een zwarte kat.
Deze dieren kon men niet doodschieten, behalve
als er met zilveren kogels geschoten werd. De
volgende ochtend kon men zien wie de omge
toverde heks was geweest, omdat er een vrouw
met verwondingen op haar lichaam rondliep.
Behalve heksendieren waren er ook spookdieren.
Deze waren, net als spoken, 's nachts actief.
Ze vonden geen rust, omdat hun leven plotseling
beëindigd was en er nog bepaalde missies
voltooid moesten worden. Veel spoken en
spookdieren waren schatbewaarders. 's Nachts
inspecteerden ze, met veel gerammel, geklop
en gestommel, of hun schat nog intact was.
Het spook wreekte zich als mensen de schat
stalen. Ook de mare opereerde in de nacht.
De mare kwelde de slechte mensen in hun slaap
en bereed hun vee in de stal tot bloedens toe.
Witte juffers of wieven waren spookgedaantes
die overdag opereerden. Ze hadden de macht
mensen te laten verdwalen, de dood te
voorspellen en hadden kennis over de locatie
van verborgen schatten.
Andere onstoffelijke kwelgeesten hadden nauwe
contacten met de onderwereld. Zo speelde de alf
in veel Zeeuws-Vlaamse volksverhalen de hoofd
rol. Deze kwaadaardige neef van de kabouter
woonde en werkte bovengronds, simpelweg
omdat de Zeeuwse kleigrond ondergronds wonen
onmogelijk maakt. Als handlanger van de duivel
opereerde hij 's nachts en was het zijn taak om
de mensen op een dwaalspoor te zetten. Iemand
die 'van de alf verleid was', doolde een nacht lang
door struikgewassen, om de volgende morgen
uitgeput thuis te geraken. De duivel zelf vervoerde
in het holst van de nacht zielen van het kerkhof
naar de hel. Het gerammel van het ijzer en het
gillen van de onverloste zielen bezorgden mensen
buitengewoon veel angst. De hellewagen liet een
spoor van plotselinge opwas van paddenstoelen
na, ook wel duivelsbrood genoemd.
Boven moerassige gebieden in Zuid-Beveland
zouden dwaallichtjes zweven. Deze lichtjes waren
zielen van ongedoopte kinderen of duivels
kinderen. Wanneer je een dwaallicht zou volgen,
zou je verdwalen, of erger nog, zou je in het water
belanden en verdrinken.
Een aanzienlijk aantal volksverhalen waren
bedacht om kinderen te waarschuwen en ze te
laten gehoorzamen. Zo sneed de korengeest
tenen af wanneer gewassen vertrapt werden en
sneed de tongensnijder tongen af wanneer deze
uitgestoken werden of er gelogen werd. In
Zeeland had de waarschuwing voornamelijk te
maken met water: kinderen moesten ver van het
water blijven. Als ze dat niet deden, zou een
nr. 2 2020
ZEEUWS ERFGOED
-V 21