Landbouw en de graansilo maakte de bedrijfstak in ZeeLand een Lichte groei door, maar ook in 1850 was minder dan 2 procent van de Zeeuwse beroepsbevolking werkzaam in de visserij. Van de kustvisserij in Zeeland profiteerden vooral Arnemuiden en Bruinisse, maar ook in Yerseke, ThoLen, CLinge, Graauw en Philippine verdiende men er zijn brood mee. In Breskens begon de visserij zich in het derde kwart van de negentiende eeuw langzaam te ontwikkelen tot een aparte beroepsgroep. Daniël Hoogstad voer in 1879 voor het eerst uit met zijn schip Breskens 1. Anderen besloten zijn voorbeeld te volgen. Zodoende groeide de vissersvloot in Breskens uit tot circa achttien schepen aan het einde van de negen tiende eeuw. Dit stond nog altijd in schril contrast met bijvoorbeeld de garnalenvissersvloot in Arnemuiden, die uit 63 schepen bestond. De vissers uit Breskens visten op garnalen in de monding van de Westerschelde en in de zee bij Walcheren. De vangst werd meteen in het dorp verkocht of verhandeld op de (internationale) markt. Na de Eerste Wereldoorlog nam de vissersvloot in Breskens in omvang en kwaliteit toe. Destijds werden er 25 vissersschepen geregistreerd, die Afbeelding aan 50 gezinnen een bestaan gaven. De visserij De graansilo methet beleefde een aantal jaren van hoogconjunctuur. kunstwerk Brood en vis j j van Johnny Beerens. De verdiensten groeiden. De vissers konden betere schepen kopen en deze uitrusten met motoren. Breskens ontwikkelde zich tot de belangrijkste aanvoerhaven van garnalen. Deze bloeiperiode kwam ten einde toen de prijzen van de visvangst daalden. Daarop besloot de gemeenteraad van Breskens in 1935 om een gemeentelijke vismijn op te richten, waar alle aangevoerde vis verkocht moest worden. De mijn beschermde de vissers tegen al te grote afhanke lijkheid van opkopers en deed de prijzen stijgen. De Tweede Wereldoorlog verstoorde de visserij sector in heel Zeeland. In Breskens werden de haven en de vissersvloot verwoest. Na de oorlog werden het eveneens verwoeste dorp en de haven weer opgebouwd. In de decennia na de Tweede Wereldoorlog ging de visserijsector in Zeeland achteruit, maar in Breskens was de teruggang gering. Korte tijd bloeide zelfs de haringvisserij vanuit Breskens. Het dorp had in 1948 nog dertien schepen voor de garnalenvisserij, de grootste van de Zeeuwse garnalenvissersvloot na Arnemuiden met zestien schepen. In de tweede helft van de twintigste eeuw stond het zoeken naar een balans tussen de economische behoeften van de vissers en de bescherming van het milieu centraal. Door visquota en regelgevingen daalde het aantal vissersschepen en vissers in Zeeland ftink. Heden ten dage liggen er nog twee kotters met de letters BR in de haven van Breskens. In de vismijn worden daarenboven garnalen gemijnd, omdat Breskens een van de weinige plaatsen in Nederland is waar garnalen gezeefd mogen worden. In de haven gonst het daarom nog altijd van bedrijvigheid. Behalve met de visserij is Breskens lang verbonden gebleven met de landbouw en er is weinig dat daarnaar meer verwijst dan de graan silo op de kade bij de huidige vissershaven. Toen de coöperatieve aankoopvereniging Landbouwbelang de gloednieuwe graansilo op 1 juli 1954 in gebruik nam, stak de voorzitter zijn ambities niet onder stoelen of banken. Tevreden kondigde hij aan dat de complete koolzaadoogst uit de Braakman in de nieuwe silo verwerkt zou worden en dat spoedig ook begonnen zou worden met de aanleg van een nieuwe loskade. Al even tevreden uitte zich, aldus het verslag in de Provinciale Zeeuwse Courant, ir. H.D. Louwes, voorzitter van het landelijke Centraal Bureau van coöperatieve aan- en verkoopverenigingen, die zei verheugd te zijn over 'de keten van silo's in het Zeeuwse landschap'. Louwes verrichtte de nr. 4 2019 ZEEUWS ERFGOED 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Erfgoed | 2019 | | pagina 5