Categorieën monumenten
Integraliteit van advisering
vanuit de bevolking binnen, waarbij werd gewezen
op (afkalvend) muurwerk van het oude slot door
weer- en waterinvLoeden. Delen van het muurwerk
van het voormalige slot waren zelfs bloot komen
te liggen in de sloot. De paaltjes van de oever
beschoeiing uit 1960 geven duidelijk aan dat de
oever is afgekalfd, met minimaal een halve tot
maximaal één meter. De eerste plannen tot acties
van zich verantwoordelijk voelende medewerkers
van de gemeente ThoLen liepen vast op dit
administratieve probleem. Bijkomend probleem
was dat niet duidelijk is wie in dit geval de
verstoorder is en dat het bovendien geen
vergunningspLichtige 'activiteit' was. Afweging
van een aantaL factoren maakte duideLijk dat het
afkaLven van de oevers zeer waarschijnLijk het
gevoLg is van de aanLeg van een afwaterings
instaLLatie door de gemeente (net buiten de
grenzen van het monument) en de tijd. Hierdoor is
het water sneLLer gaan stromen en is het vervaL -
dat aL in gang gezet was - versneLd.
Het Rijksmonumentenregister kent van oudsher
twee verschiLLende monumentinschrijvingen:
bouwkundig monumenten óf archeoLogisch
monumenten. Dit verschiL stamt nog uit de tijd dat
er twee rijksdiensten waren voor cuLtureeL erfgoed:
een Rijksdienst voor de Monumentenzorg (RDMZ,
sinds 1946) en een Rijksdienst voor het
Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB, idem).
Beide rijksdiensten zijn in 2006 gefuseerd, sinds
2009 onder de naam RCE. Ondanks de fusie en
de integraLe werkwijze, kunnen er onverkwikkeLijke
situaties ontstaan door de 'verkeerde' of eenzijdige
notatie van een monument in het
Rijksmonumentenregister. Want de verschiLLen
tussen beide categorieën inschrijving zijn van
oudsher groot. Met de decentraLisatie van de
monumentenzorg (Monumentenwet 1988) werd
de bevoegdheid voor vergunningverLening
gedecentraLiseerd naar de gemeenten, die op
basis van adviezen van Rijk (RDMZ), GemeenteLijke
Monumentencommissie en Provincie (in gevaL van
buitengebied) een monumentenvergunning
konden afgeven voor wijzigingen aan het
monument. Ook bestaat er een uitgebreid
subsidiesteLseL voor onderhoud en/of restauratie.
ArcheoLogische rijksmonumenten kenden een
heeL ander regime. Vanwege het gebrek aan
beLeid en kennis bij de gemeenten hadden de
provincies een grote stem in het archeoLogiebeLeid
en werden vergunningen voor archeoLogische
rijksmonumenten verLeend door het Rijk (de
toenmaLige ROB). Daarbij bestond er geen
subsidiesteLseL zoaLs bij bouwkundige
monumenten. Hierin is veeL veranderd met het van
kracht worden van de Wet op de ArcheoLogische
Monumentenzorg (WAMZ 2006, ter impLementatie
van het Verdrag van VaLLetta). Gemeenten werden
verantwoordeLijk voor het archeoLogiebeLeid en
terreinen van bijzondere waarden, zijnde geen
rijksmonumenten. Naar aanLeiding hiervan haaLden
veeL gemeenten archeoLogische kennis in huis.
Ook bestaan er sinds 2011 subsidiemogeLijkheden
voor de instandhouding van archeoLogische
monumenten.
Grofweg zou gesteLd kunnen worden dat het
maaiveLdniveau besLissend was voor de
aanwijzing. Onder het maaiveLd archeoLogie,
boven het maaiveLd - want zichtbaar - bouw
kundig. Toch zijn de begrippen archeoLogisch
en bouwkundig monument nooit zo exact
omschreven. Ook in het buitenLand wordt aan
(zeer) oude bovengrondse zaken regeLmatig het
predicaat 'archeoLogisch' toegekend, terwijL het
feiteLijk om gebouwde monumenten gaat. Denk
daarbij aan de Egyptische piramiden of de Indiase
Taj MahaL. In NederLand is juist in het 'grijze'
middengebied, bij objecten met zoweL een
ondergrondse aLs bovengrondse component,
het dubbeLtje soms de ene en soms de andere
kant opgevaLLen, met aLLe consequenties van dien.
Op grond van artikeL 3.4.1 van de Erfgoedwet kan
de Minister ambtshaLve wijzigingen aanbrengen
in het Rijksmonumentenregister. ALs er een wiL is,
moet het mogeLijk zijn een categorie-aanduiding
te wijzigen, maar makkeLijk is dit niet.
ZoaLs boven beschreven kende Goes ook
een dergeLijke onduideLijke situatie aLs in
Sint-Maartensdijk. Deze werkte echter anders uit.
In de binnenstad bevonden zich de resten van
het veertiende-eeuwse SLot Oostende. In het
Rijksmonumentenregister stond het sLot sinds 1974
ingeschreven aLs een bouwkundig monument,
voorzien van de voLgende summiere reden
gevende omschrijving: "Gebouw, waarin zich
enkeLe overbLijfseLen bevinden van het voormaLig
SLot Oostende, met name een waarschijnLijk
veertiende-eeuwse keLder". Nadat de gemeente
eigenaar werd van het gebouw waarin het
voormaLige sLot was opgenomen, werd besLoten
tot bouwhistorisch onderzoek van het pand, om
te onderzoeken weLke deLen van het pand
behoudenswaardig waren. Het vermoeden
bestond nameLijk dat er meer cuLtuurhistorische
waarden aanwezig waren dan aLLeen de
genoemde keLderrestanten. Dit initiëLe vermoeden
bLeek juist: uit een eerste bouwhistorische
nr. 4 2019
ZEEUWS ERFGOED
-V 21