Een kalebas van in een Vlissingse verre beerput Soms komt een belangrijke archeologische vondst pas via een omweg aan het licht. Dat is ook het geval met een beschilderde kalebas van exotische herkomst, die jaren geleden gevonden is bij 'hobby-graafwerkzaam heden' in een oude beerput bij een pand aan het Bellamypark in Vlissingen. Afbeelding Beschilderde uitheemse kalebas, gevonden in een Vlissingse beerput aan het Bellamypark. Datering 1600-1650 bron: ADC Archeo- Projecten, Rapport 1675. De 'hobby-archeoLoog' besLuit na enkele jaren de zeldzame vondst aan een bekende archeoloog te schenken. Deze besluit op zijn beurt de kalebas nader te laten analyseren en erover te publiceren. Vervolgens draagt hij het object over aan de Walcherse Archeologische Dienst die op zijn beurt de kwetsbare vondst naar het Zeeuws Archeologisch Depot brengt. Daar ligt de vondst na al zijn omzwervingen het best op zijn plek. Graag zetten we het object hier in het spotücht. Het is in feite een halve kalebas die als een kommetje zal zijn gebruikt. Op basis van de beschildering moeten we aan Peru denken als land van herkomst. De determinatie is gedaan door S. Ostkamp in samenwerking met een specialist precolumbiaanse archeologie. De overige inhoud van de beerput, waarin de kalebas is gevonden, dateert uit de periode 1600-1650. De kalebas is een voor die periode uiterst zeldzaam object. Hoe komt deze exotische vondst nu in Vlissingen terecht? Het begin van de zeventiende eeuw is een roerige tijd, waarin ook de West-Indische Compagnie (WIC) is opgericht voor met name handel van en naar het Caribische gebied en Zuid-Amerika. We zitten midden in de Tachtigjarige Oorlog en de Holanders en Zeeuwen hebben hun pijlen hoofdzakelijk gericht op de suikerplantages en zoutwinningsgebieden die zij veroveren op de Spanjaarden en de Portugezen. De grootste bron van inkomsten voor de Spanjaarden echter zijn de zilvermijnen in Peru en Mexico. Deze liggen ver landinwaarts en zijn daardoor geen gemakkelijke prooi voor de WIC. Zij wil haar vingers niet branden aan een gevaarlijke expeditie over land en besluit zich te richten op de kaapvaart om zo de Spanjaarden dwars te liggen. Het meest bekende voorbeeld hiervan is natuurlijk de verovering van de zilvervloot door Piet Heyn. De kaapvaart is in tijden van oorlog toegestaan en wordt dan ook gretig toegepast, niet alleen door de grotere compagnieën, maar ook door particulieren. Vooral Vlissingen is in deze tijd de thuishaven van vele particuliere kaapvaarders. Het is dan ook goed voorstelbaar dat de Peruaanse kalebas tijdens een kaapvaart op de Spanjaarden is buitgemaakt en zo in een Vlissingse beerput terecht is gekomen. Bernard Meijlink Walcherse Archeologische Dienst Bronnen - Ostkamp, S., E. Jacobs en J. Vandevelde (red.), De Haven van Arnemuiden - Het archeologisch onderzoek aan de Clasinastraat ADC Rapport 1675, Amersfoort 2012. - Den Heijer, H., De Geschiedenis van de WIC. Zutphen, 2002. - Druenen, P van, Vissers, Kapers, Arbeiders - Vlissingen 700 jaar stadsrechten. Vlissingen, 2015. nr. 4 2019 ZEEUWS ERFGOED 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Erfgoed | 2019 | | pagina 15