rond de ringwalburg van Oostburg
;^T
Overige gebruiksplanten
wA -
f .vjw'
'v
v v.
W
h
Dierlijke resten
Afbeelding
Fragment van een
linker schouderblad van
een wolf foto Bea De
Cupere, Bones and Arch.
drenkkuil en een waterkuil. Uit de laatste komen
nog wat resten van een opvallende graansoort,
namelijk emmertarwe. Dit graan is een belangrijk
cultuurgewas in de prehistorie en Romeinse
periode, maar komt incidenteel voor in de
middeleeuwen. Emmertarwe kan als akkeronkruid
tussen het verbouwde graan zijn gegroeid, maar
gecultiveerd is hier - in een nattere regio - niet
uit te sluiten.
Van peulvruchten is, naast de duivenboon,
ook erwt aangetroffen. Van fruit zijn resten
gevonden van dauwbraam, gewone braam,
mispel, peer, perzik, pruim, vijg en vlierbes. Vijgen
zijn vrijweL zeker als gedroogde zuidvrucht naar
Oostburg gekomen. Het meest opmerkeLijk is
echter de perzik. In de Romeinse tijd komt deze
'Perzische pruim' (Prunus persica), van oorsprong
uit West-Azië, af en toe voor en dan pas weer in de
middeL-eeuwen in stedeLijke of eLitaire kringen.
Uit vroegmiddeleeuwse context - hier de gracht
van de ringwaLburg - was de perzik in NederLand
nog niet bekend. Een vroegmiddeleeuwse
perzikvondst is weL bekend uit het Oost-VLaamse
Wortegem. HazeLnoot en waLnoot zijn de in Oostburg
voorkomende vroegmiddeleeuwse notensoorten.
|S,
f&L j .-vin
k -4 jj
- f "r
M
ZaadboLLen van vLas wijzen op
de verwerking en waarschijnlijk
ook de verbouw van dit gewas.
In de eerste pLaats wordt vLas atuurLijk
benut voor de vezeLs, waarvan Linnen
werd gemaakt. In de tweede pLaats
kunnen de zaadboLLen zijn gebruikt
voor het persen van LijnoLie.
Verdere pLantaardige aanwijzingen
voor textieLproductie zijn de vondsten
van wouw en kaardenboL. Wouw is een beLangrijke
verfpLant, de beste om textieL geeL te verven.
De plant kan verbouwd zijn in een tuin of
gedroogd aangevoerd en lokaal verwerkt. Van
kaardenbol zijn zowel zaden als schutbladen
gevonden, maar er kon niet worden vastgesteld
of het van de gecultiveerde variant (zoals in het
Romeinse spoor uit dit onderzoek; zie Zeeuws
Erfgoed 2019-1) of de wilde afkomstig is. De bollen
werden gebruikt om wol te kaarden. Ook andere
benen artefacten, zoals een twijnbot voor het
twijnen van garen en een spinschijfje, wijzen
op textielverwerking.
Uit het archeozoölogisch onderzoek blijkt verder
dat rund de belangrijkste vleesproducent van de
aanwezige veestapel is geweest, op de voet
gevolgd door schaap/geit. Net als schapen- en
geitenwol leverde het rund ook een belangrijke
economische bijdrage, want alle verzamelde
leerresten, waaronder enkele opvallende
schoentypes en schoenafval, zijn van rund of kalf
afkomstig. Het aandeel van varken in de vlees
voorziening was minder groot en pluimvee, met
name kip en gans, kwamen in mindere mate op
tafeL. Naast scheLpdieren maken vooraL de veLe
visresten uit de zeefresiduen duideLijk dat vis
een beLangrijke voedseLbron was.
Het gaat om vrijweL
uitsLuitend zeevis
zoaLs kabeLjauw-
achtigen, pLatvissen
en in mindere mate
haringachtigen, die
zoweL op open zee aLs
Langs de kust gevangen
is. Ook zijn resten van
dunLipharderen de
anadrome vissoorten paLing
en eLft/fint aangetroffen.
Ten sLotte zijn ook resten van
huisdieren zoaLs kat, hond en paard
verzameLd en maken wiLde eend,
bLauwe reiger en meerdere kikker
en paddensoorten deeL uit van de
natuurLijke fauna. Een opvaLLende en
zeLdzame vondst is een fragment van
een Linker schouderbLad van een woLf.
Het zou hier om een gejaagd dier kunnen gaan
waarvan een fragment uiteindeLijk, pertoevaL
of intentioneeL, in een van de ophoogLagen van
de noordeLijke waL van de ringwaLburg is
terechtgekomen.
Senne Diependaele (Artefact! Advies en
Onderzoek in Erfgoed, Zaamslag),
Henk van Haaster (BIAX Consult, Zaandam),
Robert van Dierendonck (Erfgoed Zeeland)
nr. 2 2019
ZEEUWS ERFGOED
9