O Het Zeeuwse coLLege was in Middelburg gevestigd. De admiraliteiten waren direct verantwoording verschuldigd aan de Staten- GeneraaL en ze vergaderden gezamenlijk in Den Haag, maar de invloed van de gewesten waar ze gevestigd waren was zeer groot. Dit was vooral in Zeeland het geval. Het Amsterdamse coLLege voerde de meeste activiteiten uit en beschikte over de aanzienlijkste middelen. Het functio neerde hierdoor min of meer als hoofdcoLLege. Sterke Engelse vloot Nadat de oorlog tegen Spanje in 1648 was afgelopen, werden de grotere oorlogsbodems opgelegd. Ze werden nauwelijks onderhouden en er bleef slechts een klein deel paraat. De opper bevelhebber van de Nederlandse vloot, Tromp, pleitte keer op keer voor de bouw van nieuwe schepen. Hij wilde in 1648 de zestig beste schepen van de vloot bewaren en de rest opruimen. Verder wilde hij dat er ieder jaar vijf nieuwe oorlogs schepen gebouwd zouden worden, "naer het exempel van de naebuyrige kronen ende rijcken, insonderheyt van Engeland, Sweden, Denemarken ende anderen". Dit voorstel werd afgewezen, omdat de admiraliteiten er te weinig geld voor (over) hadden. Het voorstel van de bevelhebbers van de vloot kwam niet zo maar uit de lucht vaLLen. Zij zagen namelijk dat, terwijl er aan de zeevLoot van de Republiek nauwelijks iets gebeurde, de Engelse vloot zich sterk uitbreidde. Deze vloot verdubbelde in 1649 en 1650 het aantal oorlogs schepen. Bovendien was het zo, dat de Engelse vloot een kern van grote schepen bezat. Die waren soms wel oud, maar ze werden steeds vernieuwd zodat ze aan de hoogste eisen voldeden. Een voorbeeLd daarvan was 'The Prince RoyaL' uit 1610, die oorspronkeLijk 55 stukken voerde. In 1652 was het aantaL kanonnen opgevoerd tot 88. De EngeLse oorLogsschepen vormden met hun zware bewapening een enorme zeemacht. Ze hadden de diepe havens aan de EngeLse oostkust aLs thuisbases. Deze schepen konden daardoor Langer, breder en dieper steken dan de schepen van de NederLandse vLoot. Ze konden ook zwaarder bewapend worden. In 1654 teLde de EngeLse vLoot veertien schepen die qua bewapening het admiraaLsschip van Tromp, de 'Brederode' (met vijftig kanonnen), overtroffen. Toen de oorLog tegen de EngeLsen uitbrak hadden de oorLogsschepen van de RepubLiek hoegenaamd geen kans. Dit goLd nog meer voor de ingehuurde koopvaardijschepen. Onbruikbare Zeeuwse schepen Het is dus niet vreemd dat de opperbeveLhebbers van de vLoot steen en been kLaagden. Witte de With was daarbij het duideLijkst. Hij verkLaarde dat de NederLandse vLoot uit niet meer dan twintig goede schepen bestond en dat de rest eigenLijk kon worden afgedankt. Ook MichieL de Ruyter, Tromp en Van GaLen Lieten zich op een geLijk soortige manier uit. De druk op de Staten- GeneraaL tot uitbreiding van de vLoot met grotere schepen nam toe. VooraL Johan de Witt, de nieuwe raadspensionaris, werd er een vurige pLeitbezorger van. Nu wreekte zich echter de stroperige manier waarop in de RepubLiek besLuiten werden genomen. Ieder gewest en vaak ook iedere stad wiLde meebesLissen. Daarnaast moesten de vLootvoogden en de beLangrijkste scheeps timmerLieden hun zegje doen over de bestekken van de nieuwe schepen. In augustus 1652 werd voor het eerst gesproken over de aanbouw van zestig nieuwe grote oorLogs schepen. Op 8 februari 1653 werd een besLissing genomen. Pas nu kon worden begonnen met de bouw. Intussen breidde de EngeLse vLoot zich steeds verder uit. De schepen van de RepubLiek waren er totaaL geen partij voor en werden simpeLweg de zee uit geschoten. Na de Driedaagse ZeesLag en de SLag van Nieuwpoort werd de situatie kritiek voor de NederLandse vLoot. Van de zeventien Zeeuwse oorLogsschepen waren er bijvoorbeeLd twaaLf onbruikbaar. Van de negen schepen van de admiraLiteit van de Maze waren er zes ondeugdeLijk. De EngeLsen heersten over de zee en sLoten de zeegaten af. "Zij brachten alle hare macht bijeen, om deze staet te verswacken." Financiële perikelen WiLde de RepubLiek nog iets bereiken tegen de EngeLsen, dan moest de vLoot sneL versterkt worden. Maar de admiraLiteitswerven stonden er niet om bekend dat zij sneL werkten. Bovendien was hun financiëLe situatie sLecht. Andere scheepsbouwers stonden niet te springen om hun schepen te verkopen aan de admiraLiteiten, wier Leveranciers vaak maanden, soms weL jaren moesten wachten op hun geLd. De admiraLiteit van Amsterdam was de enige die weL over voLdoende geLd beschikte. Het geLdgebrek van de andere admiraLiteiten was voor een deeL de schuLd van de Staten-GeneraaL. Zij hadden grote bedragen, waar de admiraLiteiten recht op hadden, nog niet uitbetaaLd. Verder was het zo, dat ook de Landgewesten mee moesten betaLen aan de vLoot. Omdat zij zeLf geen ZEEUWSE ■ankers V nr. 2 2019 ZEEUWS ERFGOED 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Erfgoed | 2019 | | pagina 5