De 'Steenen kamer' in het museum in de Wagenaarstraat, 1894 (collectie Zeeuws Archief, Zeeuws Genootschap ZI II 687-5). Kunstmuseum. Het nieuwe Provinciaal Zeeuws Museum aan het Abdijplein opende in 1972 haar deuren. Het kreeg onder andere als taak om bovengenoemde collecties te beheren en er tentoonstellingen mee te organiseren. Het KZGW, - de K van Koninklijk, verwierf het genootschap bij het 200-jarige bestaan -, is een van de weinige nog bestaande wetenschappelijke genootschappen in Nederland en is het enige dat al zijn collecties nog heeft. Volgend jaar bestaat het als zodanig 250 jaar en dat gaat gevierd worden. Archeologische collectie In de achttiende eeuw verzamelde men, zoals het in die tijd gebruikelijk was, vooral artefacten uit verre streken zoals het Midden-Oosten, Turkije, Griekenland en Italië. De verzamelaars uit die tijd, 'antiquaren' genoemd, verzamelden vooral mooie objecten en niet zozeer de gegevens van de vondstplaatsen. Ze klaagden dat in hun eigen West-Europa niet zulke prachtige oudheden te vinden waren. Totdat men in de negentiende eeuw, de tijd van het opkomend nationalisme, oog kreeg voor vondsten uit de eigen regio, ook in Zeeland. De eerste Zeeuwse archeologische vondsten van het KZGW zijn die uit de collectie van J.A. Rethaan Macaré. Deze Middelburgse bestuurder verzamelde vooral de munten die op het strand Domburg-Oostkapelle werden gevonden, maar nam en passant ook andere metalen voorwerpjes aan. Ze staan gepubliceerd in zijn twee 'Verhandelingen', van 1838 en 1856. Toen de verzamelaars in het veld de weg naar het genootschap hadden gevonden, groeide de Onderzoek aan middeleeuwse zwaarden door masterstudent Jasper Boelsma, 2017 (foto Aagje Feldbrugge). collectie verder aan, met vondsten uit heel Zeeland. Belangrijke conservatoren na Rethaan Macaré waren J.C. de Man, zijn dochter M.G.A. de Man, P.C. van der Feen en, na zijn pensionering J.A. Trimpe Burger. Jan Trimpe Burger werkte als archeoloog in dienst van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek van 1957 tot zijn pensionering in 1986 in Aardenburg aan de opgravingen van het Romeinse castellum. Door zijn betrokkenheid bij de Zeeuwse archeologie wist hij veel van de genootschapscollectie. In 1971-1972 richtte hij de drie kelders van het nieuwe museum aan het Abdijplein in met archeologische voorwerpen van het KZGW. In 1971 werd hij de eerste provinciale archeoloog van Zeeland. Hij kreeg daarvoor in Middelburg een kantoor op een van de, destijds ongeklimatiseerde, zolders van dat museum, met een moeilijk te bereiken depot, één zolder verder. De niet-geëxposeerde artefacten van de genootschaps collectie lagen daar ook. In 1982 wist hij een betere ruimte te regelen, aan de overkant van de Balans. De artefacten van het Zeeuws Genootschap die in het museumdepot lagen, verhuisden mee; wat op dat moment geëxposeerd werd, bleef in het museum. Sindsdien ligt de archeologische genootschapscollectie op twee plaatsen: in het Zeeuws museum en in het provinciaal depot (eerst het Provinciaal Depot voor Bodemvondsten, vanaf 1998 het Provinciaal Archeologisch Centrum Zeeland en sinds 2001 het Zeeuws Archeologisch Depot van de SCEZ). Voor het beheer van de genootschapscollecties heeft het KZGW bruikleen overeenkomsten met het Zeeuws Museum en de SCEZ gesloten. Zeeuws Erfgoed 2 1 december 2018 04

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Erfgoed | 2018 | | pagina 21