Zeeland was lang een belangrijk knooppunt van handelswegen. Handelsschepen en het tolhuis van lersekeroord (onder) op de Scheldekaart (1504).
kregen een grootschalige en zakelijke inrichting. We
herkennen dit in het cultuurlandschap van bijvoorbeeld
Noord-Beveland, Sint Philipsland en grote delen van
Zeeuws-Vlaanderen.
In de twintigste eeuw zette de mens het landschap nog
verder naar zijn hand. Op veel plaatsen vond na de
inundatie in 1944 en de Watersnoodramp van 1953 een
grootschalige herinrichting van het landschap plaats.
Schouwen-Duiveland en Tholen kregen na de Ramp
een compleet ander aanzien. In de laatste decennia is op
verschillende plaatsen in Zeeland nieuwe natuur gevormd,
een hedendaagse vorm van gemaakt landschap. Zo werd in
het Prunjegebied op Schouwen Plan Tureluur gerealiseerd
en vormt zich aan de westkust van Zeeuws-Vlaanderen
Waterdunen.
Europese routes
De maand mei van dit Europees erfgoedjaar stond in het
teken van Europese routes. Door de ligging aan zee en in
de monding van de Schelde doorkruisen al eeuwenlang
talrijke handelsroutes Zeeland. In de Romeinse tijd was dit
gebied een knooppunt voor de handel tussen het huidige
Engeland, Frankrijk en Duitsland. Schippers voeren met
handelswaar vanuit de havens bij het huidige Domburg en
Colijnsplaat naar Engeland en de kust van Frankrijk. We
danken er de Nehalennia-altaren aan die handelaren lieten
opstellen bij de tempels die aan deze godin waren gewijd.
In de middeleeuwen lag Zeeland binnen het centrale
handelsgebied van de Nederlanden. Sluis, gelegen aan
het Zwin en functionerend als voorhaven van Brugge, was
eeuwenlang een belangrijke haven. De stad beleefde zijn
grootste bloei in de eerste helft van de vijftiende eeuw.
Ruim een eeuw later was de rede van Walcheren het
centrum van de Zeeuwse handel en scheepvaart.
Middelburg, Vlissingen, Arnemuiden en Veere werden
belangrijke handelshavens. Even ten noorden van deze
havens ontwikkelde Zierikzee zich tot een belangrijke
handelsstad. Al deze steden hadden een eigen
internationaal handelsnetwerk. Een voor een verloren
zij dat ook weer.
Om de teruglopende economie te stimuleren, kwam in
de tweede helft van de negentiende eeuw een spoor
verbinding dwars door Zeeland tot stand. Deze sloot via
Roosendaal en Venlo aan op de spoorlijn naar Duitsland.
Tot 1939 was het eindstation Vlissingen en daar kon de reis
per stoomschip van de Stoomvaart Maatschappij Zeeland
worden voortgezet naar Engeland.
Krachtens een verdrag met België moest de vrije doorvaart
voor het Belgische handelsverkeer naar Rotterdam worden
gegarandeerd. Met de aanleg van de Kreekrakdam en
Sloedam, nodig voor de spoorlijn, zou die doorvaart
verloren gaan. Daarom werden door Walcheren en Zuid-
Beveland twee kanalen gegraven. Zo liepen er dus twee
nieuwe internationale verkeersroutes door de provincie:
een spoor- en scheepvaartverbinding in west-oost-richting,
die Duitsland met Engeland verbond, en een vaarroute in
noord-zuid-richting, die België met Rotterdam verbond.
Routes door Europa gaan niet alleen over handel en geld
verdienen. Nog altijd trekken pelgrims vanuit alle hoeken
van Europa naar Santiago de Compostela. Voor deze
beroemde pelgrimsroute werd in de dertiende eeuw de
Sint-Jacobskerk in Vlissingen een van de vertrekpunten.
Nadat de route enkele eeuwen in vergetelheid was geraakt,
trekken sinds enkele decennia opnieuw pelgrims naar
Santiago de Compostela.
Oude handels- en pelgrimsroutes vormen nu, samen met
andere routes langs tastbaar erfgoed, culturele routes
door Europa. Die verbinden opnieuw plekken en verhalen.
Zeeuws Erfgoed 8 juni 2018 02