Meldpunt voor
Bodemvondsten
www.scez.nl/vondstmelden
onder andere met de Belgen die het
behoud van vrije vaart tussen Antwerpen
en de Rijn eisten. De auteur bespreekt
de werkzaamheden, het maken van bestek
ken, de aanbesteding, de eisen
die aan de spoorbrug werden gesteld,
het op diepte brengen van het kanaal
door de Oude Arne en de bouw van de
brugwachterswoningen.
In Den Spiegel, tijdschrift van de Vereniging
Vrienden van het muZEEum
en het gemeentearchief Vlissingen (april
2018), neemt J. Simons ons mee naar
plaatsen waar de naam Vlissingen of
Flushing een rol speelt. Hij begint bij de uit
spanning Herberghe en café Vlissinghe in
Brugge, dat best eens het oudste café daar
kan zijn: op het pand staat het jaartal 1515.
Via straatnamen die genoemd zijn naar
Vlissingen komen we terecht in de Zuid-
Amerikaanse republiek Guyana, waar al
vóór 1600 Zeeuwen kleine neder
zettingen hebben gesticht. Wester Souburg,
Ooster Souburg en Nieuw Vlissingen,
alle ondernemingen aan de Berbice.
In Indonesië, Taiwan en China en zelfs in
het ijskoude noorden van Europa vinden we
plaatsen waar de naam Vlissingen een rol
speelt. Arthur Scheijde vertelt hoe Frans
Naerebout de familie Scheijde voor
uitsterven behoedde. De laatste Scheijde,
Adriaan, reisde met het schip de
Woestduijn in 1779 naar Nederland, waar
de Woestduijn bij Westkapelle schipbreuk
leed. Deze Adriaan werd gered door Frans
Naerebout, waardoor de Arthur Scheijde
van nu de familie voor uitsterven kon
behoeden.
In het Polderhuisblad, Wasschappels
Magazine (maart/april 2018) vertelt L. van
den Heuvel over de vernieuwingen in het
Polderhuis. Het blijft een museum over de
dijken en de oorlog in Westkapelle, maar
persoonlijke verhalen worden meer de lei
draad. Op de benedenverdieping houdt de
noodwoning uit de wederopbouwtijd haar
plaats, de bovenverdieping gaat helemaal
op de schop. Ook bij de beide vuurtorens
worden zaken veranderd. J. Kaland schrijft
een artikel: 'Dorsen is Kunst' en wijst op
schilderijen van Charley Toorop en foto's
van Eva Besnyö, beiden zeer geïnteresseerd
in het gebeuren rond het dorsen. Daarna
toont Kaland ons hoeveel straatnamen kun
nen prijsgeven over de geschiedenis en cul
tuur uit de tijd waarin ze ontstonden.
De Spuije, tijdschrift van de Heemkundige
Kring De Bevelanden en de Vereniging
Vrienden van het Historisch Museum
De Bevelanden 103/voorjaar (2018), begint
met twee artikelen over de strafkampen op
de Bevelanden in 1945-1947. In het eerste
stuk schrijft F. de Klerk waar de kampen
lagen, welke NSB'ers er werden opgesloten,
hoe ze behandeld werden en welke
werkzaamheden ze moesten verrichten en
wanneer ze berecht werden. In het tweede
artikel gaat L. van Driel in op een
bijzondere activiteit van sommige
geïnterneerden: zij schreven gedichten
tijdens hun gevangenschap.
Een opmerkelijke vondst zijn enkele
bundeltjes met werk van geïnterneerden uit
het kamp Ellewoutsdijk. Van Driel bespreekt
de geschiedenis en het werk van Martinus
Beversluis en Marinus Marius Bartels.
H. van Rees geeft een overzicht van de
expositie 'Buitengewoon en Markant',
die de geschiedenis van de Zak van
Zuid-Beveland belicht en het dorpsleven
in de negentiende en twintigste eeuw.
K. van de Bovenkamp schrijft over
Koninklijke bezoeken door de jaren heen
aan het dorp Waarde. Van de vorig jaar
overleden P.C. van Voorst Vader is zijn
laatste bijdrage in dit nummer
gepubliceerd: 'Liefde en onmin op
Noord-Beveland: Aart van der Maas (1750
1817), landman, en zijn relatie met Johanna
Liefbroer (1777-1847)'. Van der Maas was
pachter, later eigenaar van de Willemina
Hoeve bij Wissenkerke en Johanna was
daar dienstmeid. Hun spannende
verhouding kon gereconstrueerd worden
aan de hand van historische documenten.
In Tijdschrift, bulletin van de Heemkundige
King West-Zeeuws-Vlaanderen (maart,
2018), schrijft J. van Loo over Adriaan
van der Brugghe, vermoedelijk een Brugse
rederijker die rond 1715 in Sluis terecht
kwam, na veel ruzies met de rederijkers
kamers in Brugge. Hij wordt in Sluis
huisdichter van de familie Balckenende,
voor wie hij al schreef vóór de ruzies
die hem uit Brugge deden vertrekken.
'De Scheldekwestie, Zeeuws-Vlaanderen en
de annexatie in internationaal perspectief'
door H. van Hamme gaat over de onder
handeling over een nieuw Scheldetraktaat
in 1919-1920. Omdat de Schelde door
verschillende landen stroomt, is de
scheepvaart en het beheer vastgelegd in
internationale verdragen. België wilde
gunstige afspraken en vond dat Nederland
de Belgen tegemoet diende te komen
omdat zij zich fel tegen Duitsland verzet
hadden ten voordele van Nederland.
België wilde de absolute zeggenschap over
de Schelde en het kanaal van Gent naar
Terneuzen krijgen, wat neerkwam op het
annexeren van waterwegen. Commissies
voor adviezen en een afzonderlijke
conferentie werden belegd. Nederland was
onverzettelijk inzake de Scheldeverdragen.
België op zijn beurt zag Nederland als een
vijand sinds de vroege middeleeuwen en
stelde onmogelijke eisen. Eindeloze
besprekingen volgden tot in 1920 werd
vastgesteld dat de besprekingen totaal
mislukt waren. M.A.C. de Groote schrijft
nog een lang artikel over Ira Bart en haar
Rotterdamse tijd. Zij behandelt werk van
de schrijfster en geeft bijzonderheden over
haar leven. Ira Bart is als docent verbonden
geweest aan de Rotterdamse Schrijvers-
school van 1993 tot 1996 en leerde de
Rotterdamse literaire wereld kennen door
ontmoetingen met veel schrijvers en
dichters. Haar dood in 1996 kwam voor
velen totaal onverwacht. Zij leed erg aan
depressies, werd opgenomen in een
kliniek tijdens een psychotische periode en
bezweek enkele weken na haar thuiskomst
aan ernstige verwondingen. De Groote
schrijft met veel liefde en inlevings
vermogen over Ira Bart en probeert de
dichteres en haar werk te doorgronden.
De Nieuwsbrief van de Heemkundige
Vereniging Terneuzen (2018, 1) is gewijd
aan klokken. P. Hamelink schrijft 'Zingend
brons in Zeeuws-Vlaanderen'. Hij begint
met een algemene inleiding over het
ontstaan en de functie van klokken. Daarna
volgt een beschrijving van de drie carillons
in Zeeuws-Vlaanderen, in Axel, Hulst en
Sluis, met de geschiedenis van de klokken
spelen in deze steden. Vervolgens komt er
een overzicht van oude luidklokken die,
na de klokkenroof door de Duitsers in de
Tweede Wereldoorlog, in Zeeuws-
Vlaanderen zijn teruggekomen, en ook van
de klokken die niet zijn teruggekomen. Aan
het slot verhaalt de auteur over een caril
lon dat er helemaal niet gekomen is. In de
twaalfde eeuw kwamen de steden hier in
opkomst en daarmee het wereldlijk gebruik
van klokken. De klok werd het medium voor
communicatie: bij zonsopgang gaf de klok
het signaal als de stadspoorten geopend
mochten worden, de middagpauze werd
door de klok ingeluid en het tijdstip dat de
poorten weer gesloten moesten worden.
Naast alle klokken krijgen ook de beiaar
diers en de klokkengieters aandacht.
Het Bulletin van de Oudheidkundige Kring
'De Vier Ambachten' (2018, 1) bevat naast
alle huishoudelijke mededelingen een
artikel over de Heilige Willibrordusbasiliek
in Hulst van de hand van P. van den
Berghen. De auteur geeft een inleiding over
de gotiek uit de late middeleeuwen en de
regionale verschillen in stijl. De stijl waarin
de Willibrordusbasiliek is opgetrokken is de
Brabantse gotiek. Vooral de vensters van
het gebouw krijgen veel aandacht.
R.J.H. Lensen schrijft over de werkzaam
heden op het kasteelterrein van Zaamslag
en M. Buise vertelt over de Kauterheuvel
van Nieuw-Namen.
Stel, u doet een archeologische
vondst in uw tuin, op het strand,
in een bouwput of op een
aardapelveld. De Erfgoedwet
schrijft voor dat u dit moet melden.
In Zeeland doet u dat bij de SCEZ.
De SCEZ registreert uw ontdekking
en slaat de informatie op in het
Zeeuws Archeologisch Archief.
De vondst blijft uw eigendom,
tenzij u deze wilt afstaan.
Meer informatie op:
Zeeuws Erfgoed 30 juni 2018 02