Op deze afbeelding is te zien hoe dicht de lichtwachterswoning bij het lichtopstand van Breskens stond. Een van de personen op de voorgrond moet de lichtwachter zijn geweest. Hij moest het licht altijd gevoed houden met petroleum. Achter het lichtopstand is de schuur met vaten petroleum en gereedschappen. Links, tegen de lichtwachterswoning aangebouwd staat de misthoorn (bron: Gertjan de Boer). Bouwen maar? De Belgen wilden zo snel mogelijk doorpakken. Hoe langer de Westerschelde onverlicht bleef, hoe meer schepen uitweken naar de concurrent. Maar ze hadden opnieuw geduld nodig. Nederland wilde eerst duidelijke afspraken maken. Calvinistisch als de Nederlanders zijn, kwam als eerste onderwerp het kostenaspect naar voren. België zou tot in lengte van dagen opdraaien voor alle kosten. De Belgen gingen hiermee akkoord (en daarom stuurt anno 2016 Rijkswaterstaat nog steeds de onderhouds rekening naar Brussel). 1) Notulen van de Permanente Commissie voor Toezicht op de Scheldevaart, vergadering van 30 januari 1865, Proces-Verbaal nummer 87, Zeeuws Archief, inventaris 199.3, band 4, nrs. 76-96. 2) Notulen van de Permanente Commissie voor Toezicht op de Scheldevaart, vergadering van 18 februari 1867, Proces-Verbaal nummer 97, Zeeuws Archief, inventaris 199.3, band 5, nrs. 97-120. 3) Tractaat van scheiding van Nederland en België van 19-04-1839, Nationaal Archief Den Haag, Ratificaties van verdragen, 2.05.02 (10/a-g). Vervolgens keken de heren nog XXn keer nauwkeurig naar de exacte locaties van de lichtopstanden. Deze moesten immers zeer accuraat bepaald worden. Als een lichtenlijn per ongeluk over een van de zandbanken scheen kon dit mensenlevens kosten. Hydrografen en experts kregen de opdracht om de diepten van de rivier bij eb en vloed - vijf meter verschil! - nauwkeurig te meten. Men zocht gedeelten van de rivier die elk getij bevaarbaar waren. Ook dit kostte al met al anderhalfjaar. Tegelijkertijd hadden ijzergieterijen al wel de opdracht gekregen om de licht-opstanden te gaan gieten. Zij gebruikten hiervoor het modernste materiaal van hun tijd: gietijzer. De lichten op Nederlandse bodem werden gegoten in Nederlandse gieterijen, het enige licht op Belgische bodem in een Belgische gieterij. De architect-ingenieur achter de Nederlandse lichten was de beroemde Quirinius Harder (1801-1880). Als hoofdconstructeur van de bouwkundige dienst van het Nederlandse loodswezen was hij ontwerper van vrijwel alle gietijzeren lichtopstanden in Nederland en in de overzeese gebieden. De oudste nog staande toren van zijn hand is de vuurtoren van Breskens. Zeeuws Erfgoed 5 maart 2017 01

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Erfgoed | 2017 | | pagina 5