De Noord-Bevelandse dialecten
De Zeeuwse dialecten worden vaak onderverdeeld in subdialecten. Er zijn drie grote groepen
te onderscheiden: het Zeeuws-Vlaams, het midden-Zeeuws en het Noord-Zeeuws. De indeling
is gebaseerd op dialectologisch onderzoek, waarbij vooral rekening is gehouden met de uitspraak
van de klanken in de diverse dialecten. Deze groepen zijn weer verder onder te verdelen.
In welke groep hoort het Noord-Bevelands thuis?
Een Noord-Zeeuws dialect?
Noord-Beveland is met de stormvloeden van 1530 en 1532
bijna volledig verdwenen en pas in 1598 weer op de zee
herwonnen. Toen kwamen er ook weer mensen wonen.
Die herbevolking is vooral gebeurd vanuit Schouwen,
Duiveland en Tholen, waardoor het Noord-Bevelandse
dialect meer gelijkenissen met het Schouws of Thools
vertoont dan met de dialecten van Walcheren of
Zuid-Beveland. Daarom worden ze bij de Noord-Zeeuwse
dialecten gerekend.
Het Zeeuws van Noord-Beveland
De Zeeuwse dialecten van Noord-Beveland vertonen
onderling geen grote dialectverschillen, maar elke plaats
heeft wel enkele eigenaardigheden. Zo spreekt men in
Colijnsplaat van twéée in plaats van het elders gehoorde
twêêe. Kamperland en Wissekerke staan dan weer bekend
om de eigenaardige uitspraak van de k in een woord.
Om te spotten zegt men dan wel eens een lékker bakje thee
met suuker. Voor de k van lekker en suuker wordt de lucht
even vastgehouden die vervolgens met een plofje wordt
vrijgelaten. In de taalkunde noemen we dit een glottisslag.
Soms gebeurt dat ook met de t, bijvoorbeeld in kluute,
'kluit' of né'jes, 'netjes'. Het westen van Noord-Beveland
kent een andere uitspraak van woorden met eer of oor
dan het oostelijke deel. Zo onderscheiden we vêêr
en veer, öörlog en oorlog.
Noord-Bevelandse klanken
Net zoals in de rest van Zeeland hoor je in Noord-Beveland
een uu en ie waar in het Nederlands een ui en ij gebruikt
wordt: uus, 'huis' of ies, 'ijs'. Tussen lipmedeklinkers horen
we niet ie maar uu, zoals in puupe, wuuf en vuuve.
In de taalkunde onderscheiden we de scherplange en
zachtlange oo en ee. Dat betekent dat er vroeger een
verschil was tussen de oo van goot en de oo van boom en
tussen de ee van keel en die van zeep. In de oude spelling
van De Vries-Te Winkel (die van bloote beenen en versch
vleeschkon men dit verschil zien en in het dialect is dit
onderscheid nog steeds hoorbaar. De zachtlange ee blijft in
Zeeuwse dialecten ee, zoals in keel dat uitgesproken wordt
als keele, met een strakke ee. De scherplange ee van zeep
of zee verschijnt in het grootste deel van Zeeland en dus
ook in Noord-Beveland als een ee met een naslag:
zêêpe, bêên enzovoort.
Bij de oo is er nog meer variatie. De zachtlange oo van goot
blijft oo, de scherplange oo van brood en boom kent twee
varianten, afhankelijk van de medeklinker die volgt. Voor
bepaalde medeklinkers (t, d, s, z, r, l en n) hoor je een oo
met naslag voor andere medeklinkers (p, b, f, v, k, g,
m) een oa. Brood is dus brööd en boom is boam.
Sommige zachtlange oo's zoals de oo van boter, schotel,
blozen, wonen, zoon hebben in het dialect een eu-achtige
klank bewaard: butter, scheutel, bleuzen. Die eu-uitspraak is
een typisch Kustwestgermaans verschijnsel, verder naar
het oosten komt dit nauwelijks voor. Het Zeeuws is immers
een Kustwestgermaans dialect.
Woorden die in het Standaardnederlands een aa hebben,
vertonen in de Zeeuwse dialecten eveneens variatie:
schaep, taefel en waegen hebben een ai zoals in populair,
maar ook paerd, staert en aerde worden op die manier
uitgesproken. Sommige woorden zoals vader en aardig
klinken als voader en oarug.
Ook bij de korte klanken zijn er enkele afwijkingen. De e
wordt achter in de mond gevormd zoals in pétte en zétte
en gaat soms in de richting van de aa zoals in mealk, beade
en zealf. Een e voor r+s is in het Zeeuws een o zoals in
kossemisse, vosse soppen en gos. Een i wordt vaak ie:
drienke(n), wiengkel, riengk.
De standaardtalige o hoor je niet altijd als o op Noord-
Beveland. Soms is het een u zoals in durp en wurm.
Omgekeerd is een Standaardnederlandse u vaak een o
in het Zeeuws: mus is mosse, mug is mohhe, juk is jok.
Kustwestgermaanse elementen
De Zeeuwse dialecten hebben enkele klankverschijnselen
die typerend zijn voor het Kustwestgermaans dat in deze
kuststreken gesproken werd. Dat geldt ook voor Noord-
Beveland. Een voorbeeld daarvan zijn woorden met een i
waar in het Standaardnederlands nu een u staat: rik in
plaats van rug, stik voor stuk, pit voor put. Hoe meer je
naar het westen gaat, hoe meer van deze kenmerken je
terugvindt. Niet alleen in de klanken, ook in de woorden
schat vindt men nog Kustgermaanse relicten. Een mooi
voorbeeld is het woord elder voor 'uier'.
Slot
Het dialect op Noord-Beveland is redelijk homogeen wat
klankkleur en woordkeuze betreft, echt grote verschillen
zijn er niet. In dit korte overzicht zijn slechts enkele
kenmerken aangestipt. Wie meer wil weten over de
Noord-Bevelandse dialecten, kan terecht in het regioboek
van Noord-Beveland (Dialect op Noord-Beveland) of op
Zeeuwse Ankers, waar ook audiofragmenten te horen zijn.
Veronigue De Tier
Zeeuws Erfgoed 18 maart 2017 01