Stormvloedkering in de Oosterschelde (bron: Beeldbank Rijkswaterstaat).
een inlaag. Op kaarten is goed te zien hoe dit proces de
noordelijke kustlijn van Noord-Beveland heeft gevormd.
De nieuwe polders werden geometrisch ingedeeld,
waardoor het landschap er heel anders uit kwam te zien
dan het middeleeuwse polderlandschap. Achterliggende
gedachte bij de inrichting was dat men de grond zo eerlijk
mogelijk wilde verdelen over de initiatiefnemers van de
bedijking. Ook zorgden renaissance-idealen in de kunst
en architectuur vermoedelijk voor de nodige inspiratie.
Zo ontstond een eiland met rechte dijken, rechthoekige
kavels en kaarsrechte wegen. Dorpen kwamen er alleen
in de oudste, grotere polders. Ze vertonen een identiek
symmetrisch stratenpatroon. Colijnsplaat en Kats (1598),
Wissenkerke (1652), Geersdijk (1668) en Kortgene (1684)
zijn allemaal gebouwd volgens het voorstraattype.
Kenmerkend hiervoor is de Voorstraat, die als een
centrale as dwars door het dorp loopt. In de dorpen gingen
ambachtslieden, winkeliers, vissers en arbeiders wonen.
Boeren en landarbeiders
De jonge zeekleigronden waren vruchtbaar en daarom
heel geschikt voor de landbouw. Verspreid over het eiland
kwamen grote boerenbedrijven te liggen. De boeren hadden
een aantal vaste arbeiders in dienst, die tijdens piek
perioden, onder andere bij de oogst, werden aangevuld met
seizoensarbeiders. De landarbeiders leidden een armoedig
bestaan. Ze woonden met hun gezinnen in kleine huisjes,
maakten lange werkdagen en werden slecht betaald. In 1919
kwam in Kats een afdeling tot stand van de socialistisch
georiënteerde Algemene Landarbeidersbond, die kort
daarop een staking uitriep en op deze manier een loons
verhoging realiseerde. Werkloze leden konden een beroep
doen op de werklozenkas van de bond.
Noord-Beveland kreeg de bijnaam 'Peeland' vanwege
het grote areaal suikerbieten dat hier na het midden van
de negentiende eeuw werd verbouwd. Terwijl de prijzen van
andere landbouwproducten daalden, bleef de bietenprijs
hoog. Veel boeren gingen daarom suikerbieten telen.
Elk dorp had een bietenhaventje om de bieten per schip
naar de fabriek te kunnen afvoeren.
Ramp en Deltawerken
In 1953 werd ook Noord-Beveland getroffen door de
watersnoodramp. In de rampnacht bezweken de dijken
bij Kortgene als eerste. Colijnsplaat bleef op miraculeuze
wijze gespaard. Een binnenschip dat door de storm was
losgeslagen, kwam voor de coupure vast te liggen en
behoedde het dorp zo voor het kolkende water.
De Deltawerken moesten ervoor zorgen dat zo'n ramp
nooit meer kon gebeuren. Noord-Beveland werd dankzij
deze werken aan alle kanten ontsloten. De Zandkreekdam
(1960) en de Veerse Gatdam (1961) verbond het eiland met
Zuid-Beveland en Walcheren. Tussen de dammen ontstond
het Veerse Meer, dat zich ontwikkelde tot een geliefde plek
voor watersporters en toeristen - een nieuwe en belangrijke
bestaansbron. Aan de noordzijde zorgde de Zeelandbrug
(1965) voor de verbinding met Schouwen-Duiveland.
In 1987 volgde de weg over de stormvloedkering, die
een jaar eerder opgeleverd was.
Ankerplaats in Kamperland
Op een dijk in Noord-Beveland, aan de voet van de storm
vloedkering, verrijst dit voorjaar een volgende ankerplaats
van Zeeuwse Ankers. Bij een weids panorama kunnen
bezoekers straks verhalen beluisteren over vroeger. Over
hoe eind zestiende eeuw begonnen werd met de herdijking
van het eiland, over de grote landbouwbedrijven die er
kwamen en over de aanleg van de Deltawerken, waarvan
de Oosterscheldekering - het slotstuk van de werken - op
deze plek toepasselijk getuigt.
De ankerplaats werd deels door crowdfunding gefinancierd.
In totaal kwam daarvoor 8.559 binnen, een derde meer
dan het streefbedrag. Uit de extra bijdragen zullen op
de ankerplaats aanvullende voorzieningen worden
gerealiseerd.
Jeanine Dekker
Zeeuws Erfgoed 1 7 maart 2017 01