zuidwestelijke kwadrant van de berg aangetroffen.
Uit de sonderingen met de prikstok bleek dat ook in het
noordwestelijke kwadrant van de berg deze muur aanwezig
is. Voor het oostelijke deel van de berg kan dit niet meer
worden aangetoond, omdat de Duitsers daar in de Tweede
Wereldoorlog twee bunkers hebben aangelegd.
Met de prikstok is in het noordwestelijke deel van het
weiland een west-oost georiënteerde funderingsrest
waargenomen met een lengte van ongeveer 18 meter.
Niet duidelijk was of de fundering over die lengte geheel
doorliep. Mogelijk zijn er een of meer onderbrekingen,
zoals ook door Braat is waargenomen in een proefsleuf.
De muur maakt aan het westelijke uiteinde waarschijnlijk
nog een hoek in zuidelijke richting. Ook aan de zuid- en
oostzijde van het voorburchtterrein zijn funderingsresten
aangetoond.
In de boorprofielen was verder te zien dat na de middel
eeuwse bewoningsfasen natuurlijke zandige kleilagen zijn
afgezet. Deze hebben misschien te maken met de storm
vloeden van 1530 en 1532, toen het gebied van het huidige
Borssele overstroomde.
De Berg van Troje in Borssele.
De resultaten van beide onderzoeken worden door Buro
Ruimte Groen uit Borssele gebruikt voor de herinrichting
van het terrein.
Uit een proefsleuf die door archeoloog W.C. Braat in 1946 is
gegraven, was gebleken dat de gracht 16 meter breed was,
maar dat strookte niet met de resultaten van weerstands
metingen door archeologisch adviesbureau RAAP uit
Weesp in 2015. Tussen de voor- en hoofdburcht bevond zich
namelijk een zone met een vrij hoge weerstand, wat niet te
verwachten valt op de plek van een gracht. De resultaten
van de boringen lieten zien dat op de overgang van de
motte naar de voorburcht een dik pakket puin aanwezig is
- waarschijnlijk zijn dat de resten van een bruggenhoofd -
en dat er inderdaad een vrij brede gracht lag tussen
voor- en hoofdburcht. De exacte breedte ervan kon met
de boringen niet worden bepaald; een voorzichtige
schatting van de minimale breedte ter hoogte van het
vermeende bruggenhoofd komt uit op 4 tot 6 meter.
De huidige voet van de berg was niet de oorspronkelijke.
Dat bleek uit de ligging van een ondersteunende bakstenen
ringmuur rond de berg, die zich nu in het westelijke talud
bevindt. Restanten van de ringmuur zijn door Braat in het
Overstromingssporen in Goes
De SCEZ deed op 25 november 2015 archeologische
waarnemingen op de Grote Markt in Goes, bij het graven
van een rechthoekige put voor een grote kerstboom. De
put werd in opdracht van de gemeente Goes gegraven tot
een diepte van 2,25 meter beneden maaiveld. Dit was een
uitgelezen mogelijkheid om de bodemopbouw in het Goese
centrum te bestuderen.
De bovenste 0,70 meter van het profiel bestond direct
onder het straatniveau uit recent ophogings- en verhar
dingsmateriaal, met eronder een verrommelde laag met
baksteenfragmenten. Daaronder bevonden zich achtereen
volgens een homogene klei- en een zandlaag, die op een
overstromingsfase wijzen. Of deze lagen in verband kunnen
worden gebracht met de beruchte vloeden van 1530 en
1532 is niet bekend. C. Dekker vermeldt in Een schamele
landstede (2006), zijn boek over de geschiedenis van Goes
tot 1577, weliswaar inundaties door genoemde vloeden,
maar hij gaat ervan uit dat ze de stad ongemoeid hebben
gelaten. De onderste meter in de put bestond uit een dik,
homogeen en donker ophogingspakket uit de late
middeleeuwen en misschien nog deels uit de nieuwe tijd
(na 1500). Er bevond zich - afgezien van twee fragmenten
roodbakkend aardewerk uit de late middeleeuwen - vrijwel
geen vondstmateriaal in deze laag.
De put voor de kerstboom op de Grote Markt, Goes.
Zeeuws Erfgoed 25 maart 2016 01