en koenkelpotten
De eerste ankerplaats van Zeeland staat bij de oesterputten in Yerseke. Wie op de dijk zijn blik
over de Oosterschelde laat gaan, ziet niets terug van de dorpen die hier ooit lagen. Uitgewist door
de stormvloeden van 1530 en 1532. De oesterputten aan de andere zijde van de dijk symboliseren
de nieuwe tijden die na 1870 voor Yerseke aanbraken. Maar dat ging niet zonder slag of stoot.
Oestervissers uit Yerseke
(foto Ben Biondina voor DNA-beeldbank op www.laatzeelandzien.nl).
Oude nederzetting
Yerseke is een van de oudste nederzettingen op Zuid-
Beveland. Al in de zevende eeuw woonden hier mensen op
nog onbedijkte schorren. In de twaalfde eeuw moet in de
nederzetting op de betrekkelijk hoog gelegen kreekrug een
kerk zijn gebouwd en een parochie gesticht. Norbertijner
geestelijken namen het initiatief tot de bedijking en de
ontginning van het gebied. Ruim een eeuw later verschoof
het zwaartepunt van de macht naar de graaf van Holland,
die het bestuur overliet aan ambachtsheren.
Yerseke had destijds een belangrijke graanmarkt, een
jaarmarkt en markten waarop vis, boter, koeien en paarden
werden verhandeld. Het dorp stond echter in de schaduw
van de steden Goes en Reimerswaal en toen deze steeds
meer voorrechten kregen, verloor Yerseke aan betekenis.
Sint Felix Quade Saterdach
In de Wilde Moeren bijYerseke werd aan turf- en zout
winning gedaan. Daardoor klonk de bodem in en raakte
het land vatbaar voor overstromingen. Eigenaren
verwaarloosden bovendien het onderhoud van de dijken.
Een catastrofe kon niet uitblijven. Op 5 november 1530
(Sint Felix Quade Saterdach) zette een stormvloed een
groot deel van het land bijYerseke onder water. En toen
het herstel al een heel eind op gang was, haalde een
nieuwe stormvloed op 2 november 1532 een streep door
de rekening. De Brede Watering Beoosten Yerseke ging
grotendeels verloren. We kennen het gebied nu als het
Verdronken Land van Zuid-Beveland. Yerseke bleef
gespaard. Het dorp lag vanaf nu aan het water.
Op het verdronken land vormden zich mossel- en oester-
banken. Visserijwas er nog niet veel. Vanuit het haventje
van Yersekedam voeren enkele tientallen vissers uit. De
landbouw bleef nog lang de belangrijkste bron van bestaan.
Oesters en mosselen
Aan de oester- en mosselvisserijop de 'wilde' banken
kwam een eind toen enkele rijke heren rond 1870 kunst
matig oesters wilden gaan telen. Zijverwachtten daarmee
veel geld te verdienen. Het ministerie van Financiën werkte
mee, onttrok de banken bijYerseke in 1870 aan de publieke
visserijen verpachtte deze. Protesten van de vissers,
die de hoge pachtsommen onmogelijk konden betalen,
en de betrokken gemeenten haalden niets uit.
De gevolgen voor het dorp bleven niet uit. Er ontstonden
scherpe sociale tegenstellingen. De oesterbaronnen
verdienden in het begin veel geld, maar kregen weldra
te maken met grote tegenslagen. De bevolking verarmde.
Gelokt door het verhaal dat men hier goud uit de zee
schepte, trok Yerseke ook veel mensen van buiten aan.
Maar die vonden in het 'Zeeuwse Klondike' evenmin
gouden bergen. Het komen en gaan van vele
vreemdelingen en de wisselende inkomsten in de oester-
en mosselcultuur leidden tot grote spanningen in het dorp.
Drinkgelagen, vechtpartijen en diefstal waren schering en
inslag. Verschillende kerken probeerden het zedelijk verval
te keren en zelfs het Leger des Heils streek met dit doel in
het dorp neer.
Zeeuws Erfgoed 4 december 2014 04