Het is van hout en heeft 57 gaten. Bij het regelmatig monitoren van het verdronken land van Oud-Rilland troffen AWN-leden eind 2012 een met klei gevulde kuil aan waar stukken hout uitstaken. Zeeuws Erfgoed 9 maart 2014 I 01 De raadselachtige balk uit het verdronken Rilland (tekening Leida Goldschmitz-Wielinga). De vindplaats ligt ruwweg zo'n 50 meter ten westen van de Westketel en direct aan de waterkant, waardoor de plek eigenlijk alleen te zien en bereikbaar is bij zeer laag water. Eb en vloed, samen met de golfslag en zuiging van voorbijvarende grote schepen die ter plaatse dicht tegen de noordelijke oever van de Westerschelde het Nauw van Bath passeren, waren er de oorzaak van dat de kuil in de maanden daarna steeds verder uitspoelde. Daarbij kwam een houten balkje tevoorschijn dat tot op dit moment vele vragen oproept omtrent de functie ervan. Op 2 maart 2013 maakte Leo den Heijer een serie foto's van de vondst en vermeldde de balk in zijn dagrapport. Om de dreigende teloorgang te voorkomen is de balk op 4 maart 2013 onder leiding van drs. Hans Jongepier (SCEZ) geborgen. Nu ligt het voorwerp opgeslagen bij de SCEZ. De balk is ongeveer 1,24 meter lang en achthoekig in doorsnede; de diameter bedraagt ongeveer 10 centimeter. Hij is in zeven stukken gebroken. De breuken zijn ontstaan op zes plaatsen, waar 'kransen' van acht taps toelopende gaten schuin, onder een hoek van 110 graden, bijna tot in het midden van de balk waren geboord. De gaten hebben aan de buitenkant een doorsnede van ruim 2 centimeter. De afstand tussen de 'kransen' bedraagt ongeveer 16 centimeter. In een aantal van de boorgaten zitten nog afgebroken delen van houten pennen. Deze hebben een diameter van ongeveer 2 centimeter en waren waarschijnlijk min of meer rond van vorm. De vinders schatten de lengte op 20 a 30 centimeter. Helaas is er (nog) geen complete pen geborgen. Misschien levert een volgende monitoring een gaaf exemplaar op. De enige krans van acht gaten die nog intact is en waar geen breuk ontstaan is, bevindt zich in de 'voet' van de balk op ongeveer 8 centimeter van de onderkant. In totaal zijn er zeven kransen met elk acht pennen geweest. De boorgaten van ongeveer 4 centimeter diepte zijn gericht op het hart van de balk en vormen daardoor zwakke schakels, wat blijkt uit het feit dat de balk precies op die plaatsen in stukken gebroken is. De punt of top van de balk laat kapsporen zien en is ruw afgeschuind. Op 9 centimeter van de top bevindt zich een gat met dezelfde diameter als de andere gaten. De vondst werd gedaan in een rechthoekige kuil waarin later nog meer hout is aangetroffen, onder andere een paal, planken en een halve bodem of deksel van een ton. De met klei gevulde moerneringsput (de scheidings dammetjes zijn nog goed te onderscheiden) contrasteert wat kleur betreft duidelijk met het omringende veen en laat op een enkele plaats een scherpe rechtlijnige begrenzing zien. Reconstructie van de doorsnede, met acht ingestoken 'pennen' (tekening Leida Goldschmitz-Wielinga). Wat kan dit raadselachtige voorwerp geweest zijn en waartoe diende het? Misschien moeten we denken aan een agrarische context. Het lijkt erop dat de balk niet veel druk of kracht heeft kunnen verdragen zonder te breken. Voor 'zwaar' werk was hij zeker niet geschikt. Ook de ingestoken pennen zijn erg kwetsbaar, al zullen die eenvoudig te vervangen zijn geweest. En aan welke stand of positie moeten we denken? Stond de balk verticaal met de pennen schuin omhoog? En waartoe diende het gat in het bovenste deel? Vooralsnog vormt dit alles een raadsel. Lezers die het voorwerp herkennen wordt gevraagd zich tot de redactie te wenden: zeeuwserfgoed@scez.nl. Leida Goldschmitz-Wielinga (AWN afdeling Zeeland), met dank aan Leo den Heijer

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Erfgoed | 2014 | | pagina 9