Zoektocht Veldkartering Sint Kruis Op 6 maart voerde de SCEZ een veldkartering uit op een akker langs de Molenweg bij Sint-Kruis, op aanwijzing van en met medewerking van de heer J. de Zwart uit Nieuwvliet. In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw vonden toenmalig provinciaal archeoloog J.A. Trimpe Burger en vrijwilliger de heer M. Kegel op dezelfde akker al veel vuurstenen voorwerpen uit meerdere fasen van de steentijd aan de oppervlakte. Het doel van de veldkartering was de precieze plek en omvang van de vindplaats in kaart te brengen. Er zijn over een lengte van 200 meter en een breedte van 10 meter in totaal 75 vuurstenen voorwerpen opgeraapt, die waarschijnlijk tot meerdere kleine concentraties behoorden. Ze dateren in hoofdzaak uit de middensteentijd (mesolithicum), ongeveer 8.000-4.000 voor Christus. Vuurstenen werktuig uit Sint-Kruis (Molenweg), lengte 6 centimeter. Vuursteenfragmenten Land van Saeftinghe De heren R. Bleijenberg en C. Reel meldden op 14 februari de vondst van achttien door de prehistorische mens bewerkte vuursteen fragmenten uit het Verdronken Land van Saeftinghe. Het zijn in hoofdzaak afslagen en klingen, blootgespoeld langs de laagwaterlijn als gevolg van erosie van de rand van een veenklif. De vondsten vormen een aanvulling op de honderden vuurstenen voorwerpen, die in de afgelopen achttien jaar in dezelfde omgeving door de SCEZ en gidsen van de Stichting Het Zeeuwse Landschap zijn verzameld. Ze dateren voornamelijk uit het begin van de middensteentijd (vroeg-meso- lithicum), ongeveer 7.000 voor Christus. Was er aanvankelijk nog sprake van drie kleine concentraties vuursteen en twee haard- kuilen, uit de nieuwe vondsten blijkt dat er waarschijnlijk nog meer resten uit de steentijd onder het veen aanwezig zijn. Vuurstenenen gekerfde kling uit het Verdronken Land van Saeftinghe. Duikonderzoek naar de 'Walcheren' (foto RCE). In december 2012 is op de Rede van Vlissingen opnieuw enkele dagen gezocht naar resten van het Zeeuwse Admiraliteitsschip 'Walcheren', gezonken in 1689. Het veldwerk vond plaats in opdracht van de Provincie Zeeland en was een samenwerking van de Defensie DuikGroep/Koninklijke Marine, de Walcherse Archeologische Dienst, Rijkswaterstaat Zeeland, de Stichting tot Behoud van Onderwaterschatten in Zeeland (STIBOZ) en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). De zoektocht naar de Walcheren begon 25 jaar geleden met de studie van maritiem historicus Doeke Roos (STIBOZ) naar het Zeeuwse admiralengeslacht Evertsen. De Walcheren is immers gezonken met aan boord luitenant-admiraal Cornelis Evertsen de Jongste. Door nieuw onderzoek van Arthur Scheijde van STIBOZ in de administratie van de Zeeuwse Admiraliteit is beter bekend geworden wat precies is gebeurd. Door harde zuidzuidwestenwind raakte de 'Walcheren' bij Vlissingen aan lager wal en stootte op het Westerhoofd van de Oude Haven. Kort daarop sloeg het schip om en zonk voor de Nieuwe Haven. Na de ondergang heeft men allerhande zaken weten te bergen, maar in 1696 was men klaar en werd besloten het wrak op te blazen. Aangenomen dat het wrak op dat moment al een eind in de bodem was weggezakt moeten er nu nog resten liggen, vermoedelijk een compleet bakboord. De vraag is alleen: waar precies, want de historische vermelding 'voor de nieuwe haven' in samenhang met het gegeven dat het pas jaren later echt nodig werd geacht het wrak te verwijderen laat ruimte voor een aanzienlijk zoekgebied. Zeeuws Erfgoed 24 juni 2013/02 ARCHEOLOGIE

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Erfgoed | 2013 | | pagina 24