'Transformatorkerkje' Groede in volle glorie hersteld in 1955 wordt de steenfabriek opgericht door een medewerker van een van de vier grote steenfabrieken in Kerkdriel. Van de Hervormde Kerk had hij voordelig een stuk biezenveld (veld met dun, lang oevergewas) kunnen kopen, waar hij zich met zijn zonen en een paar extra medewerkers gaat toeleggen op de (handmatige) steenfabricage. De fabriek blijkt een aantal decennia goed te draaien, maar wordt door de geringe vraag tijdens de toenmalige crisis in 1981 stilgelegd. Wim is bekend met de steenfabriek - zijn vader koopt er al bakstenen, om ze vervolgens naar Noord-Duitsland te verschepen - en besluit in 1984 de steenfabriek aan te kopen. Kennis van de fabriek en het fabricageproces maakt hij zich al gauw eigen, vooral door tekst en uitleg van medewerker Cees, een van de zonen van de oprichter en tevens wonend (in een caravan) op het fabrieksterrein. "Of ik ook laarzen heb meegebracht", vraagt Wim mij als we door modder en plassen naar het achterste gedeelte van het fabrieksterrein lopen. Bij een opmerkelijke installatie, de kleimenger, blijft hij staan om vervolgens de uitleg van het productieproces te starten. Biezeveld maakt met name gebruik van Maasklei (90 procent) en in veel mindere mate van Waalklei (10 procent). Wim legt uit dat tussen beide een wezenlijk verschil bestaat. Maasklei kleurt bakstenen oranjerood en droogt moeilijker, Waalklei geeft bakstenen daarentegen een bronzen en bij Biezeveld zelfs gele kleur (onder andere voor de productie van IJsselsteentjes, die Biezeveld ook heeft geleverd voor het Dokje van Perry) en droogt sneller. Toch maakt Biezeveld voornamelijk gebruik van Maasklei, aangezien deze gemakkelijker voorhanden is. In de menger wordt aan de klei water toegevoegd, om de klei te kunnen bewerken. Opvallend is dat ongerechtigheden zoals houtjes en schelpen niet worden verwijderd. Op deze manier kan het authentieke karakter van de uiteindelijke bakstenen behouden blijven. Via een lopende band wordt de klei vervolgens op een kar gedeponeerd, die binnen afzienbare tijd via een smalspoor naar de zogenaamde 'vormer' wordt gereden. Bernard is druk 'aan het kloostermoppen vormen' als wij zijn werkruimte binnenlopen. Terwijl wij hem vragen stellen over zijn werkzaamheden, werkt Bernard (een Pool die in het verleden in de metaal werkzaam was) onverminderd door. Zand in de houten mal (om de klomp klei uit de vorm te krijgen), klei erin, gladstrijken, zand erover en sluiten maar. Op deze manier vormt hij zo'n vijfhonderd kloostermoppen per dag. Vervolgens worden de stenen vier weken lang op houten stellingen te drogen gelegd. Het droogproces vindt grotendeels plaats aan de hand van 'natuurlijke beluchting', de bakstenen staan dan in direct contact met de buitenlucht. Enig nadeel hiervan is dat de stenen in de wintertijd moeilijk drogen, wat de productie van grotere stenen als de kloostermoppen dan zelfs onmogelijk maakt (als de stenen onvoldoende gedroogd zijn barsten ze in de oven). Een uitwijkmogelijkheid is de kleine drogerij, die van de buitenlucht kan worden afgesloten. We lopen een oven in en merken dat het daar flink warm is. Toch blijkt het vuur (aangestoken door middel van branders) al tien dagen geleden gedoofd te zijn. 68 uur lang is het vuur tot op 1080 graden gestookt. Hierbij zijn de stenen aan de zijkanten van de oven het zachtst gebakken, wat een oranje kleur oplevert, en de stenen in het midden en de bovenkant het hardst gebakken, wat juist een paarse kleur teweegbrengt. Met een heftruck worden de stenen de oven uitgereden om vervolgens op het voorterrein voor transport klaargezet te worden. Wim vertelt dat 70 tot 80 procent van de stenen voor de monumentenzorg bestemd is, de overige productie gaat naar nieuwbouwprojecten. Voor we afscheid nemen lopen we nog even het voorterrein met de met bakstenen opgestapelde en gesealde pallets langs. "Deze zijn bestemd voor het Binnenhof, deze gaan naar Paramaribo en deze... die zijn voor Ritthem". www.biezeveld. nl Marinus van Dintel, adviseur cultuurhistorie en monumenten Het 'boegbeeld' van het Meldpunt Erfgoed Zeeland is sinds kort weer in volle glorie te bewonderen. Op 25 oktober werd in Groede het opmerkelijke transformatorhuisje uit 1922 (toren) en 1937 (schip), uitgevoerd in de vorm van een kerkje, feestelijk opgeleverd. Een goede samenwerking tussen enkele Zeeuwse erfgoedorganisaties met daarbij een extra inzet van Erfgoedvereniging Heemschut had uiteindelijk haar vruchten afgeworpen. Op 22 december 2008, kort voor de start van www.meldpunterfgoed- zeeland. nl, berichtte een lid van de Werkgroep Industrieel Erfgoed Zeeland (WIEZ) over de voorgenomen sloop door Delta van het trafohuisje in Groede. Het monumentale gebouwtje, gelegen aan de toegangsweg naar de Groedse sportvelden, was al vele jaren buiten gebruik en verkeerde in een matige staat van onderhoud. Door de verscholen ligging waren weinigen bekend met het object, daarbij had het geen enkele beschermde status. Nog diezelfde 22e december vond een uitgebreide mailwisseling plaats tussen de WIEZ, de SCEZ en Erfgoedvereniging Heemschut. De WIEZ had reeds veel achtergrondinformatie over het object verzameld, de SCEZ had de contacten met de gemeente Sluis, en Heemschut had kort tevoren het belang van behoud van het trafohuisje bij Delta aangegeven. Voor Heemschut had het object nog eens een meerwaarde omdat de architect, Abel Antoon Kok, indertijd een van de voortrekkers van Heemschut was. Spoedig zaten de drie organisaties bij de SCEZ om de tafel voor een plan van aanpak tot behoud van het trafohuisje. Met het oog op het project 'Herstel kleine cultuurhistorische elementen' sloot ook Stichting Landschapsbeheer Zeeland zich bij dit overleg aan. Een eerste, informeel meldpuntoverleg bleek een feit. Uit het feit dat de oplevering van het trafohuisje bijna vier jaar na dit eerste meldpuntoverleg heeft plaatsgevonden mag duidelijk worden dat 'het pad naar restauratie' niet eenvoudig was. Het vergde gedrevenheid, overtuigingskracht en doorzettingsvermogen van de diverse betrokken erfgoedpartijen. Gelukkig kon met medewerking van onder andere Delta Netwerkbedrijf en diverse subsidiënten de restauratie uitgevoerd worden, waarbij het trafohuisje door de inzet van de voorzitter van de provinciale (Zeeuwse) commissie Heemschut bovendien een centrale rol kreeg toebedeeld in het landelijke eeuwfeest van deze erfgoedvereniging. Na de feestelijke openingshandeling door gedeputeerde Sjoerd Heijning werden de genodigden in de gelegenheid gesteld een kijkje te nemen in het (lege) interieur van het Zeeuws ErfgOed 7 december 2012/04 MONUMENTEN

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Erfgoed | 2012 | | pagina 7