Lood: een eeuwenoud bouwmateriaal
Brim-subsidie voor molens
Al sinds mensenheugenis wordt lood om zijn eigenschappen in de
bouw toegepast. De Romeinen gebruikten het al om water doorheen
te laten stromen en om naden van natuurstenen goten mee te dichten.
Ook als dakbedekking is lood een duurzaam materiaal. Toch is het in
ons land op deze wijze niet veelvuldig toegepast. Het oudst bekende
dak dat met lood is bedekt is de Vleeshal te Haarlem, gebouwd in
1602-1603.
Als zacht metaal met hoge dichtheid is lood om zijn vervormbaarheid
bij uitstek geschikt voor daken met een afwijkende vorm. Andere
dakbedekkingen komen dan vaak niet in aanmerking. Veel ronde of juist
vlakke daken zoals torenbekroningen, koepels, frontons en roevendaken
zijn bekleed met lood.
Lood is ook een duurzaam product. Na het gieten of walsen vormt zich
meteen een oxidatielaag (de patina), die het lood afsluit en beschermt.
Deze patinalaag is tegen bijna alles bestand, behalve tegen organische
zuren. Deze zetten het lood om in loodwit. Een voorbeeld hiervan is lood
dat in aanraking komt met eikenhout, dat van nature azijnzuur bevat.
Door de reactie van het zuur op het lood zal dit in snel tempo worden
omgezet in een wit poeder, het zogenaamde loodwit. Overigens werd in
het verleden dankbaar gebruik gemaakt van loodwit om verf mee te
bereiden. Het verwerken vraagt dan ook om de deskundigheid en
vakmanschap van de loodgieter of leidekker. Zo mag lood niet, zonder
isolerende laag, direct aangebracht worden op eikenhouten dakbeschot
of constructiedelen.
Oud lood heeft een mooie lichtgrijze verweringskleur, nieuw lood is
donkerder. Vroeger werden de loden bedekkingen en bekledingen meestal
geschilderd. Tegenwoordig kan men het lood behandelen met patineerolie.
Het lood heeft dan een donkergrijze kleur. Het gepatineerde lood
voorkomt lelijke loodwitsporen op de lager gelegen dakbedekkingen.
Vakkundig aangebrachte loodaansluitingen gaan gemakkelijk tachtig
tot honderd jaar mee; een duurzame oplossing dus.
(On)juiste loodverwerking
Veel problemen die de Monumentenwacht tijdens haar inspecties
tegenkomt hebben enerzijds te maken met de toepassing van te licht lood
(een verkeerde bezuiniging?); anderzijds een onjuiste verwerking van lood
in te lange lengtes waardoor het plooit en scheurt.
Voor een duurzame loodbedekking of -bekleding gelden dan ook bepaalde
regels. Het is daarom een eerste vereiste om, bij lood wat in de buiten
lucht wordt toegepast, de afmetingen van ieder stuk zodanig te beperken,
dat thermische uitzetting van ieder onderdeel niet te groot zal worden.
Inspectie van de loden afdekking van het fronton van het Van de Perrehuis
(Zeeuws Archief) in Middelburg.
Onder invloed van warmte en daarna afkoeling zal lood uitzetten en weer
krimpen. Bij (te) grote stukken geeft dit op den duur vervorming en
scheuren.
De stukken mogen niet aan elkaar worden gesoldeerd, maar dienen zo veel
mogelijk door middel van klangen (metalen strips) en felsen (buigen) aan
elkaar bevestigd te worden. Bij bedekkingen en daar waar lood een
bouwdeel omkleedt, is ventilatie tussen het lood en de constructie waarop
het wordt aangebracht verder zeer belangrijk.
Muurlood voor monumenten
Muurlood wordt veelvuldig gebruikt om opstanden van goten en platte
daken af te dekken. Er is bijna geen monument te vinden waarbij dit niet
is toegepast.
Bij monumenten wordt bij voorkeur lood toegepast met een dikte van
NHL 25 (Nederlands Handels Lood 25 kg/m Dit wordt aangebracht
in stukken van maximaal 1 meter lang, met overlappen van minimaal
10 centimeter. Het loodwerk dient in voldoende diep uitgehakte of
uitgeslepen voegen te worden vastgezet en daarna te worden afgevoegd.
Sinds een aantal jaren is de benaming bladlood code 25 in gebruik.
Oude benamingen als bladlood NHL 25, 25pds of 25ponds lood zijn
hieraan vooraf gegaan maar nog steeds gangbaar. Bladlood code 25
heeft een dikte van 2,2 mm en een gewicht van 25 kg/m
Voor herstelwerkzaamheden aan monumenten zijn de volgende codes
gebruikelijk:
18 18 kg/1.59 mm| 20 20 kg/1.76 mm 25 25 kg/2.20 mm
30 30 kg/2.64 mm 35 35 kg/3.08 mm
Wilt u werkzaamheden laten uitvoeren aan het loodwerk van uw
monument, neem dan eerst contact op met de Monumentenwacht om
u te laten informeren over gebruik van het juiste lood.
In de decemberaflevering kon u al lezen over de ondersteuning van
moleneigenaren bij de Brim-aanvraag (Besluit rijkssubsidiering
instandhouding monumenten). De SCEZ heeft samen met externe
partijen de PIP-plannen (periodieke instandhoudingsplannen) gereed
gemaakt die nodig waren voor de subsidieaanvraag. Alle 24 aanvragen
zijn in januari ingediend en het wachten is nu op de beoordeling.
Het advies was om de aanvragen persoonlijk bij de Rijksdienst voor
het Culturele Erfgoed (RCE) in Amersfoort af te geven en om een
bewijs van ontvangst te vragen. In Zeeland hebben de moleneigenaren
onderling afgesproken wie op 16 januari 2012 de aanvragen naar
Amersfoort zou brengen. Een aantal Zeeuwse gemeenteambtenaren
die voor hun gemeente een aantal aanvragen ging wegbrengen waren
bereid dit ook voor particuliere eigenaren uit de regio te doen. De
indiening van de stukken verliep zeer voorspoedig en correct, ondanks
de grote toeloop naar de RCE. Op 16 januari zijn zo'n kleine 3.000
aanvragen ingediend, waarvan circa 700 voor molens. De rijksdienst
heeft toch meer tijd nodig voor de beoordeling van de aanvragen dan
aanvankelijk is ingeschat. Er is echter wel een deadline gesteld,
namelijk vóór 30 juni zal bekend zijn welke aanvragen gehonoreerd
worden, eveneens de hoogte van de subsidiebedragen.
Moleneigenaren opgelet: eind 2012 loopt de eerste Brim-subsidie-
periode af. Dit houdt in dat de ter beschikking gestelde subsidiegelden
voor de periode 2006 tot 2012 dan daadwerkelijk besteed moeten zijn.
Zorg ervoor dat de in het PIP-plan genoemde werkzaamheden voor
2006-2011 aan uw molen uitgevoerd zijn en dien de rekeningen in bij
het Nationaal Restauratiefonds (NRF). Is dit niet het geval, dan loopt
u kans dat een deel van de toegekende subsidie niet uitgekeerd wordt.
Wees hier dus alert op, als u voor de jaren 2006-2012 Brim-geld
ontvangen hebt.
Zeeuws Erfgoed 20 juni 2012/02 MONUMENTEN