Scheepsrestanten werpen nieuw
licht op handelsverleden Hulst
Vondstmeldingen en
archeologisch spreekuur
Melding van archeologi
sche vondsten dient te
geschieden bij de SCEZ.
Het materiaal wordt
wanneer nodig geregis
treerd en gedocumen
teerd, maar blijft altijd in
het bezit van de melder,
tenzij deze het zelf wil
afstaan. Uw melding
van vondst(en) of
waarneming(en) kan ook
schriftelijk of telefonisch
geschieden bij:
SCEZ
Postbus 49
4330 AA
Middelburg
T 0118-670870
E j.jongepier@scez.nl
Daarnaast houdt de
SCEZ op elke eerste
dinsdagmiddag van de
maand een archeologisch
spreekuur. U kunt het
spreekuur in locatie
De Burg
Groenmarkt 13
te Middelburg
bezoeken om voorwerpen
te laten determineren
(geldwaarde wordt niet
getaxeerd), vondstmeldin
gen te doen, of allerlei
vragen op het gebied van
de Zeeuwse archeologie
voor te leggen.
De eerstvolgende
archeologische
spreekuren vinden
plaats op de dinsdag
middagen 3 januari,
7 februari en 6 maart
van 15.30 tot 16.30
uur.
Dank voor uw
medewerking!
Restanten van het bakstenen bruggenhoofd binnen
de kademuren van de Nieuwe Haven;
datering vijftiende-zestiende eeuw. Op de achtergrond
de Dobbele Poort/Keldermanspoort.
Zeeuws Erfgoed 24 december 2011/03104 ARCHEOLOGIE
Nog net op tijd kon een beroep worden gedaan op de
deskundigheid van prof. dr. André van Holk, hoogleraar
maritieme archeologie aan de Rijksuniversiteit Groningen,
die concludeerde dat de haven en de scheepsdelen een
uitermate interessant ensemble vormden voor de kennis
over het Zeeuwse maritieme verleden. Nader onderzoek
naar de scheepsdelen zou nieuwe informatie kunnen
opleveren over de handelscontacten van Hulst.
Scheepsresten vormen in de Provinciale Onderzoeks
agenda Archeologie Zeeland (POAZ) een belangrijk
speerpunt. Daarom heeft de Provincie Zeeland de
Vlaamse scheepsarcheoloog Jeroen Vermeersch
ingeschakeld om de scheepsresten op te graven. Door
de inzet van deze scheepsarcheoloog, archeologen van
de SCEZ en vrijwilligers konden de scheepsresten binnen
de gestelde termijn worden opgegraven. Er werden delen
van tenminste vier verschillende schepen gevonden, alle
verwerkt in de kadebeschoeiingen. Er werden hier
bepaalde Scandinavische kenmerken in herkend, die er
op wijzen dat in het dertiende-eeuwse Hulst al contacten
met Noord-Europa bestonden. Inmiddels zijn de
scheepsdelen overgedragen aan het Nationaal Scheeps
archeologisch Depot in Lelystad voor verder onderzoek
door de Rijksuniversiteit Groningen.
Hoewel het veldonderzoek is afgerond, begint nu pas het
belangrijkste onderdeel van het proces om tot een goed
verhaal over het verleden van het gebied te kunnen
komen. De vele vondsten en onderzoeksgegevens moeten
worden verwerkt en geanalyseerd door deskundigen tot
een standaardrapportage en publieksboek. En natuurlijk
moeten de vondsten worden geconserveerd voor behoud
in depot of vitrines. Het laatste verdient aanbeveling.
Wellicht dat de gemeente Hulst hiervoor zo dicht
mogelijk bij de plek van opgraving een voorziening kan
creëren.
In de binnenstad van Hulst is het plan De Nieuwe
Bierkaai in ontwikkeling. Een onderdeel van het plan is
de waterpartij, gelegen op de plek waar zich in de late
middeleeuwen de haven bevond. Tijdens het vooronder
zoek werd duidelijk dat er grootschalig archeologisch
onderzoek nodig was. Op basis van de stadsplattegrond
van Jacob van Deventer uit circa 1560 bleek dat bij de
ontgraving van de nieuwe haven de restanten van twee
bruggen konden worden aangetroffen, alsook resten van
kades, havenactiviteiten en huizen. Bij voorbereidende
werkzaamheden werden dan ook niet geheel onverwacht
de resten van de Visbrug gevonden; en later stuitte men
nog op de resten van de Steenbrugghe. Dit betrof een
massief bakstenen bruggenhoofd uit de vijftiende-zestien
de eeuw met een aanzet van een boog. Gezien de monu
mentaliteit van de vondst onderzoekt de gemeente Hulst
de mogelijkheden om het bruggenhoofd te behouden en
zichtbaar te maken in het straatbeeld.
In tegenstelling tot de gangbare praktijk koos de gemeente
voor de verdere uitvoering van het plan voor een archeolo
gische begeleiding van de graafwerkzaamheden in plaats
van een opgraving. De archeologen van Arcadis en
Artefact hebben tot eind september onder soms zware
omstandigheden gedreven en nauwgezet gewerkt. Hierbij
werden ze veelvuldig bijgestaan door leden van de
Werkgroep Archeologie Hulst, die niet alleen assisteerden
bij het veldwerk, maar ook een onmisbare bijdrage bij de
vondstverwerking hebben geleverd.
Veldtechnicus Hans Bostelaar (Artefact) veegt de planken
van de dertiende-eeuwse schepen schoon.
Zoals verwacht werden grote hoeveelheden vondsten van
laatmiddeleeuwse woningen aangetroffen. Ook werd de
loop van de havengeul teruggevonden, die in de vijftiende
en zestiende eeuw voorzien was van bakstenen en natuur
stenen kademuren. In de kade werden bovendien twee
houten trappen en een grote natuurstenen trap ontdekt.
De stenen trap en een deel van de kademuur kunnen
worden behouden in de nieuwe kade.
Delen van de houten kade bleken uit hergebruikt
scheepshout te bestaan. De Rijksdienst voor het Cultureel
Erfgoed werd om advies gevraagd hoe hiermee om te
gaan, omdat de vondst van laatmiddeleeuwse scheeps
wrakken zeer bijzonder is. Het was niet mogelijk om
vanuit het Rijk extra gelden beschikbaar te krijgen voor
nader onderzoek naar de scheepsdelen. Arcadis zag
uitgebreide documentatie van de scheepsresten als
meerwerk, ondanks het feit dat deze vondst in de
archeologische verwachting van het Programma van Eisen
omschreven was. Helaas had ook de gemeente geen extra
financiën beschikbaar. Door deze patstelling dreigden
belangrijke archeologische relicten het onderspit te delven.
IJzeren helm uit
de
Oorlog,
gebruikt als
schietdoel.
De schietgaten
zijn nog duidelijk
zichtbaar.