Metaalvondsten uit Sluis
De heer J.P. Schoutens uit Retranchement meldde
de vondst van een groot aantal voornamelijk metalen
voorwerpen uit de middeleeuwen en nieuwe tijd uit Sluis.
Ze zijn merendeels afkomstig uit de stortgrond van een
opgraving, die in januari 2011 door het archeologisch
bedrijf Artefact in samenwerking met de Grontmij is
uitgevoerd bij de Brugstraat (plan Smeedtoren).
Andere vondsten komen van diverse rioleringsprojecten
uit de binnenstad van Sluis, waaronder die uit de
J.H. van Dalestraat, de Ridderstraat en de Handboog
straat. De SCEZ heeft alle voorwerpen gedocumenteerd
en gefotografeerd. De vondsten van de opgraving worden
in een rapport van Artefact gepubliceerd.
Erotisch insigne uit de Handboogstraat in Sluis
(collectie J.P. Schoutens).
Inspecties rioleringswerk Oostburg
De SCEZ heeft afgelopen zomer enkele archeologische
inspecties van de rioleringswerkzaamheden in de
Veerhoeklaan te Oostburg uitgevoerd. Op de kruising
van de Veerhoeklaan met de Pastoor van Genklaan werden
drie handgevormde aardewerkfragmenten aangetroffen
in de top van het Hollandveen. De aardewerkfragmenten
dateren waarschijnlijk uit de Romeinse tijd. Daarnaast
kwam in de top van het veen, zowel in het profiel als in
het vlak, een dun rood brokkelig laagje tevoorschijn,
bestaande uit een soort zeer fijn baksteenpuin. Dit laagje
is over een lengte van minimaal 3 meter waargenomen en
is bemonsterd. De resultaten hiervan zijn nog niet
bekend. Het bodemprofiel is gedocumenteerd en
gefotografeerd. Het Hollandveen was intact aanwezig,
met een harde veraarde bovenlaag en onderin stukken
natuurlijk hout. Boven het veen bevond zich een
1,5 meter dikke vette kleilaag, die waarschijnlijk in
de middeleeuwen is gevormd. Onder het veen lag
pleistoceen zand uit het eind van de laatste ijstijd.
Dijken in Saeftinghe
Op 31 augustus, 19 september en 4 oktober verrichtte
de SCEZ in samenwerking met de Archeologische
Werkgemeenschap Nederland (AWN) en leden van een
archeologische werkgroep Saeftinghe, archeologische
waarnemingen en boringen bij twee buitendijks gelegen
oude dijken in het oostelijke deel van het Verdronken
Land van Saeftinghe. Waarschijnlijk dateren deze dijken
uit de middeleeuwen. De werkgroep Saeftinghe stond
onder leiding van de heer M. Buise, tevens melder van
de dijken en gids in het gebied.
De eerste en langste dijk, die langs de Schelde loopt en
bij laag water bloot ligt, is momenteel ongeveer 200 meter
lang zichtbaar met een noord-noordwest/zuid-zuidoost
oriëntatie, dus bijna gelijk aan die van de Scheldeloop.
De dijk is volgens de heer Buise al voor een deel
geërodeerd, zowel in de diepte als in de lengte. Vroeger
was de dijk hoger en liep verder de Schelde in. De breedte
kon niet goed worden bepaald, daar er aan de zijkanten
nog veel slib aanwezig was. Het profiel van het
dijklichaam bestond uit een afwisseling van klei en veen
op natuurlijk Hollandveen. De dijk was grotendeels
opgebouwd uit kleiplaggen, maar hier en daar ook uit
veenplaggen. Uit de boringen bleek dat de dijk is
aangelegd op een laagje klei dat zich op het natuurlijke
Hollandveen bevindt en dat hij in de ondergrond nog
verder in zuidelijke richting onder het slib doorloopt.
Hoever de dijk doorloopt is nog niet bekend, maar
aanvullende boringen kunnen hierover uitsluitsel geven.
Tijdens de laatste tocht is een nieuw stuk dijk ontdekt,
dat min of meer haaks op de dijk de Schelde inliep.
Door erosie van het slib waren diverse kleiplaggen te
voorschijn gekomen. In dit nog onbekende dijktracé is
een boring gezet, waaruit bleek dat de opbouw vrijwel
identiek was aan die van de eerste dijk.
De tweede dijk bevond zich circa 200 meter ten westen
van de eerste dijk en was zowel in het vlak als in het
profiel van een geul prachtig zichtbaar, direct langs het
schor. De dijk is in het vlak nog veel beter bewaard als de
eerstgenoemde dijk, daar de tweede voor het grootste
gedeelte pas in de loop van 2011 verder tevoorschijn is
gekomen door een vrij snelle erosie van het schor. De
zichtbare lengte van deze dijk bedraagt 30 meter. De
oriëntatie is bijna dezelfde als die van de eerste dijk, maar
nu iets meer noord-zuid. Zeer waarschijnlijk loopt de dijk
zowel in noordelijke als in zuidelijke richting nog verder
door. De breedte van de basis van de dijk bedraagt 18
meter. Uit boringen bleek dat het resterende dijklichaam
uit enkel veenplaggen bestaat en dat de dijk direct op het
Hollandveen is aangelegd. De plaggen hadden een vrij
onregelmatige grootte en vorm (zowel vierkant als recht
hoekig als trapezium-/ruitvormig). Van het dijklichaam
resteert nog een stuk van 1,30 a 1,40 meter hoog, gere
kend van de voet van de dijk tot de top in het midden.
Onder het Hollandveen is in de boor nog pleistoceen
zand aangetroffen, waarvan de top waarschijnlijk nog
intact is. In de basis van het schor - in het verlengde van
de dijk - is een boring gezet om te kijken of er eventueel
een kleibekleding aanwezig is geweest op de veenplaggen.
Dit kon op die plek echter niet worden aangetoond.
De tweede (veen)dijk in
het Verdronken Land van
Saeftinghe.
Zeeuws Erfgoed 23 december 2011/03|04 ARCHEOLOGIE