Archeologisch Nieuws
Informatiebijeenkomsten ontwikkeling archeologiebeleid
Twaalfde Zeeuwse AmateurArcheologenDag (ZAAD)
Archeologie
De gemeenten Borsele, Hulst, Goes, Kapelle, Noord-Beveland,
Reimerswaal, Sluis, Terneuzen en Tholen ontwikkelen gezamenlijk
archeologiebeleid. Het adviesbureau Vestigia Archeologie
Monumentenzorg heeft van deze negen gemeenten opdracht gekregen om
verwachtingen- en beleidsadvieskaarten te ontwikkelen die ten grondslag
liggen aan de bijbehorende beleidsnota. De SCEZ begeleidt en adviseert
de gemeenten in het gehele traject. In het eerste deel van het product is
alle bekende geologische, geomorfologische, historische en archeologische
informatie per gemeente samengebracht tot een verwachtingenkaart.
Uniek voor Nederland is dat de verwachting per geologische laag is
uitgesplitst. Deze systematiek is voor Zeeland zeer relevant door de diverse
perioden van overstroming van het bewoningsgebied gedurende vele
eeuwen, waardoor er een grote variëteit in archeologische verwachting
bestaat per regio, soms zelfs per bewoningskern, op verschillende
bodemkundige niveaus.
In maart van dit jaar hebben twee bijeenkomsten plaatsgevonden in Goes
en Terneuzen, waarbij respectievelijk wethouder De Bat en wethouder Bos
als gastheren fungeerden. Uitgenodigd waren diverse groepen belang
hebbenden als de Archeologische Werkgemeenschap Nederland, afdeling
Zeeland, heemkundige verenigingen, maar ook beroepsmatig betrokkenen
als stedenbouwkundige bureaus, Staatsbosbeheer, ZLTO et cetera.
Het doel van de bijeenkomsten was tweeledig. Enerzijds wilden de
gemeenten de belanghebbenden al in een vroeg stadium de kans geven
kennis te nemen van de gekozen systematiek voor het opstellen van
de archeologische verwachting van de gemeenten. Anderzijds hopen
de gemeenten op een inhoudelijke bijdrage van de aanwezigen, zodat
de vaak aanwezige lokale kennis kan worden meegenomen in het
archeologische beleid.
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de Provincie Zeeland
zijn in een afzonderlijke bijeenkomst uitgenodigd voor een reactie.
Na het vaststellen van het archeologiebeleid, gepland voor eind dit jaar,
beschikt elke Zeeuwse gemeente over gefundeerd en maatschappelijk
verantwoord archeologiebeleid. Het archeologiebeleid zal geschikt zijn
om opgenomen te worden in alle bestemmingsplannen van een gemeente.
Hiermee voldoet de gemeente aan de wettelijke plicht om het
archeologisch bodemarchief in het bestemmingsplan te beschermen.
Door het nieuwe beleid kan de gemeente veel beter op lokaal niveau de
archeologische verwachting inschatten en daarmee strenger zijn als het
moet, maar - in de meeste gevallen - ook soepeler waar het kan.
Ook de AWNgaf acte
de présence op de ZAAD
met een gezamenlijke
stand van het hoofdbestuur
en de afdeling Zeeland
(foto Niek Beeke,
AWN Zeeland).
Een volle zaal volgde
de lezing van Bernard
Meijlink over de recente
opgraving in Domburg.
De belangstelling voor de twaalfde ZAAD
(73 aanmeldingen) toonde dat de keuze om
het tijdstip te vervroegen naar 19 maart goed was.
Voor het eerst moesten late aanmelders worden
teleurgesteld.
Ron Wielinga, voorzitter van de AWN afdeling Zeeland,
opende het programma en riep in zijn welkomstwoord
belangstellenden op zich te melden voor een correspon
dentennetwerk van amateurarcheologen in Zeeland.
Dagvoorzitter Robert van Dierendonck (SCEZ) besprak
daarna het belang van amateurarcheologen voor de
Zeeuwse archeologie en de SCEZ, met 66 vondst
meldingen in 2010, hun bijdragen in het project
'Probleemloos Toegankelijk' en het traject van het
archeologiebeleid van negen Zeeuwse gemeenten.
Wim De Clercq van de Universiteit Gent opende
het lezingenprogramma met zijn studie van het inheemse
handgevormde aardewerk in Zeeland en Noord-
Vlaanderen in de late ijzertijd en Romeinse tijd. Hij
constateerde onder meer dat Zeeland in de Romeinse
periode twee stijlgroepen kent, dat veranderingen in
aardewerktraditie en huizenbouw wijzen op veranderingen
in de identiteit van lokale bewoners in de vroeg-Romeinse
periode en dat vanaf het midden van de tweede eeuw het
handgevormde aardewerk niet meer op huishoudniveau is
geproduceerd, maar als een ambachtelijke industrie,
mogelijk in de omgeving van Aardenburg.
Yann Hollevoet (Monumenten en Landschappen
Vlaanderen/Raakvlak Brugge) bood een 'wandeling' door
het Romeinse dodenrijk tussen Brugge en Oudenburg.
Jammer dat het theoretische deel zoveel tijd in beslag
nam, dat juist de voor onze regio belangrijke zaken in het
gedrang kwamen. De belangrijkste wijze van lijkbezorging
in de vroeg- en midden-Romeinse tijd was het brand-
restengraf, waarbij de resten van de brandstapel met
crematie in een grafkuil werden bijgezet, en bijgaven zoals
aardewerk in een nis van de grafkuil werden geplaatst.
Klein, maar fijn was de lezing van Arco Willeboordse
(AWN/gemeente Sluis), die ons vertelde waarom
ongedoopte kinderen niet in de christelijke hemel konden
komen, maar slechts in het voorgeborchte en dat ze
daarom niet op een kerkhof maar aan de rand ervan of in
anderszins 'gewijde' grond in potten werden begraven.
Zeeuws Erfgoed 3 juni 2011/02 ARCHEOLOGIE