Een middeleeuwse barbecue in Zierikzee Vondst voor het voetlicht Het vorige nummer van Zeeuws Erfgoed (2010-4) besteedde aandacht aan een bijzonder middeleeuws vuurscherm uit Sluis. De vondst die nu voor het voetlicht komt is een laatmiddeleeuwse spitsteun uit Zierikzee: eveneens een attribuut dat bij de haard hoorde. In 2003 zijn in de Korte Nobelstraat in Zierikzee twee rijkversierde voorwerpen gevonden van roodgebakken klei. Het bleken fragmenten van twee verschillende spitsteunen of spitdragers te zijn. Het voorwerp diende om het vlees aan het spit op de juiste afstand van het vuur te houden, zodat het niet verbrandde. Door gaten of holtes in de steun werd een draaispit gestoken waaraan het vlees werd gespietst. Door het spit rond te draaien werd het vlees gelijkmatig gaar. Vaak stond een vetvanger onder het gebraad om de sappen op te vangen. Het meest complete exemplaar van de twee is klein en zal gebruikt zijn om kleine stukjes vlees te roosteren. De grotere - helaas zwaar beschadig de - steun heeft een verbrede basis en was bedoeld voor grotere stukken vlees. Deze steun wordt hier niet verder besproken. De kleine spitdrager is een trapeziumvormige 'baksteen'. Het standvlak is 14 x 6,5 centimeter en de hoogte is 11,3 centimeter. Het voorwerp is niet compleet. Het vertoont op 8 en 9,5 centimeter hoogte vanaf het standvlak een gat of holte met een doorsnede van 2,5 centimeter. Al naar gelang het gewenste niveau kon het spit erdoor worden gestoken. Spitsteunen zijn tamelijk zeldzaam. De twee uit Zierikzee zijn voor zover bekend de enige Zeeuwse uit een archeologische context. Elders zijn spitsteunen gevonden met meerdere gaten op verschillende hoogten, wat het gebruik van meer dan één spit tegelijk aannemelijk maakt. Versiering Het meest opvallend is de versiering. Op het standvlak na is geen stukje van het voorwerp onversierd. Men spreekt in dit geval wel van 'horror vacui', de afschuw voor het ledige. Voor het aanbrengen van de versiering zijn drie soorten gereedschap gebruikt: messen, een paar passers en stempels. Verspreid over de zijkanten zien we een onregelmatig patroon van kleine en iets grotere mespuntindrukken en ingekraste lijnen. De voor- en achterzijde vertonen naast de mespuntindrukken een wielvormige figuur en een rechthoek, uitgesneden in zogenaamde 'Kerbschnitt' (kerfsnede). Duidelijk is te zien dat er eerst met een passer een cirkel in de klei werd getrokken waarna de figuur door middel van kerfsneden werd aangebracht. Ook de rechthoeken en rijen driehoekige kerfsnedepatronen zijn langs tevoren aangebrachte lijnen uitgestoken. Het aanbrengen van de versiering in de nog natte, leerdroge klei moet arbeidsintensief zijn geweest. Van massaproductie lijkt dan ook geen sprake te zijn geweest. De spitsteun was niet geglazuurd, maar met een crèmekleurige engobe (kleipap) bedekt die nog aanwezig is in de verdiepte delen. Er zijn geen brand- of roetsporen te zien. Stempel- indrukken zijn niet aanwezig. Bijgeloof Er is een samenhang tussen de geometrische figuren op de spitdrager en het haardvuur: de figuren zijn magische (afweer)tekens. Ze verwijzen naar het als vaag bijgeloof overgebleven idee van de haard als woning van de vooroudergeesten. Deze figuren komen ook voor op vuurklokken, dovers en kandelaars van gebakken klei. Opmerkelijk is dat er spitsteunen zijn gevonden met antropomorfe kopjes als versiering. Ook op het vuurscherm uit Sluis kijkt een menselijk gezicht de beschouwer aan. Spitdragers waren waarschijnlijk in gebruik in rijkere huishou dens, want vers vlees werd niet vaak gegeten. 'Gewone' mensen aten gezouten of gedroogd vlees dat eerst moest worden gekookt. De vindplaatsen zijn te relateren aan de baksteen- en tegelproductiecentra, vooral in verstedelijkte gebieden. Bakstenen spitsteunen werden vervaardigd van de dertiende tot de zestiende eeuw. De Zierikzeese spitsteunen dateren uit de vijftiende eeuw. Na de vijftiende eeuw zijn de bakstenen dragers verdrongen door ijzeren dragers, die overigens al veel langer bestonden. Niet lang daarna verdwenen eveneens de hierboven genoemde overige haardattributen van gebakken klei. In die tijd namen de bevolking en de welvaart (weer) toe, waardoor meer mensen zich vers vlees konden permitteren en er meer vraag was naar spitdragers. Waarom verdwenen de bakstenen dragers? Waren ze uit de mode? Of was het voor de baksteenindustrie te veel werk om deze dragers te maken? We weten het gewoon niet. Leida Goldschmitz-Wielinga Archeologische Werkgemeenschap Nederland, afdeling Zeeland Literatuur Maria Garthoff-Zwaan, Communicerende vaten: beeldtaal van slibversiering op laat-middeleeuws aardewerk in de Nederlanden, Rotterdam 1988. H.A. Heidinga en E.H. Smink, 'Brick Spit-supports in the Netherlands (13th-16th century)', in: J.G.N. Renaud (red.), Rotterdam Papers IV. A contribution to medieval archaeology, Rotterdam 1982. Bart Klück, 'Huis en Haard', in: H.L. de Groot, (red.), Het Vuur Beschouwd, Rotterdam 1990. Zeeuws ErfgOed 7 maart 2011/01 ARCHEOLOGIE

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Erfgoed | 2011 | | pagina 7