Vroege krimp
V kCultuurhistorie
Al enige tijd waart het rond als een spook, vooral in de -
vanuit de Randstad zo beschouwde - buitengewesten, en
dus ook in Zeeland: krimp! In onze provincie is het vooral
Zeeuws-Vlaanderen waar men met dit verschijnsel wordt
geconfronteerd. De bevolking vergrijst, met als gevolg
leegstand, verkrotting en uiteindelijk afbraak van
woningen, en sluiting van scholen en andere
voorzieningen. Het zijn enkele onderdelen van een
doemscenario dat al werkelijkheid wordt. In het oog
springend zijn bovendien kerksluitingen en samenvoeging
van parochies. Ook dat begon in alle hevigheid in
Zeeuws-Vlaanderen, maar inmiddels doet ook Zeeland
boven de Westerschelde mee met parochies die, mede
uit financiële nood, tot schaalvergroting moeten overgaan.
Het komt een historicus bekend voor, want het is eerder
vertoond in Zeeland, weliswaar onder heel andere
omstandigheden maar met enkele opvallende
overeenkomsten.
Sinds de twaalfde, dertiende eeuw beschikte vrijwel elk
Zeeuws dorp, hoe klein ook en hoe nabij soms ook het
buurdorp, over een eigen parochiekerk. De meest toege
paste plaatsnaam in onze provincie eindigde niet voor
niets op -kerke. In geen enkel ander gewest is dat type
naam zo rijk vertegenwoordigd als hier. De kerk kwam
in het hart van de samenleving te staan, op veel plaatsen
- (kerk)ringdorpen! - zelfs ook letterlijk in het hart van het
dorp. Maar al spoedig bleek dat er teveel kerken waren
gesticht. In enkele dorpen staken als gevolg van geringe
toeloop al snel financiële problemen de kop op.
Doorslaggevend voor de toekomst van kerk en dorp was
de beginfase van de Opstand tegen Spanje, de jaren
1572-1577. De strijdende partijen, Geuzen tegenover
Spanjaarden, voerden toen op het Zeeuwse platteland
een guerrillaoorlog waarbij vrijwel alle kerkgebouwen
het moesten ontgelden. Na het luwen van de strijd was
Zeeland een waar 'kerkenkerkhof'. Geldgebrek was de
belangrijkste reden dat niet elk beschadigd kerkgebouw
op restauratiesteun vanuit Middelburg kon rekenen.
De Zeeuwse Staten namen toen besluiten met uiteindelijk
ver strekkende gevolgen: slechts een beperkt aantal kerken
mocht - soms in verkleinde vorm - worden hersteld, van
andere trok de overheid haar handen af. Nog sterker:
enkele kerken dan wel dorpen werden bewust afgebroken.
Dat gebeurde bijvoorbeeld met het Walcherse
Boudewijnskerke en Sint-Janskerke. Op Schouwen
mochten de kerkruïnes van Nieuwerkerke, Duivendijke,
Brijdorpe en Looperskapelle (verder) worden afgebroken.
En op Tholen moesten de inwoners van Schakerloo
voortaan maar ter kerke in de stad Tholen.
inmiddels hervormde - kerkgemeente. Op de andere
eilanden ging het niet anders. En met de wereldlijke
gemeenten ging het trouwens, met enige vertraging,
net zo. Ook daar was schaalvergroting aan de orde.
De herinneringen aan deze ingrijpende ontwikkelingen
zijn, voor wie daar oog voor heeft, overal in Zeeland
zichtbaar. Een weinig opvallende verhoging in de vorm
van een voormalig kerkhof, in het gunstigste geval
gemarkeerd door een plaatsnaambord. Een bord
bijvoorbeeld met Nieuwerkerke, maar de kerk zelf is al
in geen eeuwen en in geen velden of wegen meer te zien.
Terug naar de krimp van vandaag. Welke les die ons
leert is nog niet duidelijk. Bestuurders spreken graag van
kansen die de krimp biedt in plaats van bedreigingen.
Maar in het perspectief van de vroegere krimp valt in
elk geval wel te hopen dat de toekomst van de kerken
beter is gegarandeerd. Zoals de gewestelijke overheid
toen met veel kerken is omgesprongen lijkt vandaag
ondenkbaar. De religieuze rol van steeds meer kerken
mag dan anno 2011 zijn uitgespeeld, andere functies
bieden hoopvolle perspectieven. Zo kan de kerk - figuur
lijk én letterlijk - blijven waar ze sinds de middeleeuwen
stond: in het midden van het Zeeuwse dorp.
Aad de Klerk,
adviseur cultuurhistorie en landschap
Boudewijnskerke
(Walcheren): voorbeeld
van een gekrompen dorp.
De kerk (nog altijd) in
het midden van het dorp
(Koudekerke)
(luchtfoto Jacqueline
Midavaine).
Het gevolg was schaalvergroting. Want met het verlies
van de kerk verloor het dorp de toen belangrijkste
voorziening. Een voorziening met veel meer dan alleen
religieuze betekenis, want in of bij de kerk werd
bijvoorbeeld ook recht gesproken. Het hart verdween
uit zo'n dorp waarna het ten dode was opgeschreven.
De bevolking vertrok uit de kerkloze dorpen en vestigde
zich in plaatsen waar de kerk wél op steun kon rekenen.
Wat na leegloop overbleef kromp ineen tot een gehucht
of nog minder. Had Walcheren ooit 36 parochies geteld,
eind zestiende, begin zeventiende eeuw was eenderde
daarvan opgeheven en samengevoegd tot een nieuwe -
Zeeuws Erfgoed
maart "2011/01 CULTUURHISTORIE
innr-